HIN 1BKA - les 3 Fictie (personages)

Fictie en non-fictie
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Fictie en non-fictie

Slide 1 - Tekstslide


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 2 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 3 - Quizvraag


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 4 - Quizvraag


Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 5 - Quizvraag


fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 6 - Quizvraag

Wat is fictie en wat is non-fictie?
  • Fictie = teksten en beelden over gebeurtenissen en/of mensen die verzonnen zijn.

  • Non-fictie = teksten en beelden over de werkelijkheid, met feiten over echte mensen en gebeurtenissen, niet verzonnen en controleerbaar.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verschil
tussen fictie en non-fictie?

Slide 8 - Woordweb

Zelfstandig werken
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Heb je nog                      vragen?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Heb je nog                      vragen?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
De meeste werkwoorden worden volgens de regels in de vorige sheet vervoegd. Er zijn ook zwakke werkwoorden, die in de verleden tijd van klank veranderen. 

Bij sommige werkwoorden gelden zelfs de regels die voor de tegenwoordige tijd gelden niet; dit zijn onregelmatige werkwoorden: 
zijn, hebben, willen, kunnen en zullen

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van onregelmatige werkwoorden in het Nederlands?
A
zijn, hebben, willen, kunnen, zullen
B
lopen, rennen, fietsen, zwemmen

Slide 15 - Quizvraag