Werkwoordspelling 3F

Planning
3B + 3C + 3D

Vandaag: herhaling werkwoordspelling
18 maart: TOA Lezen (meting)
25 maart: TOA Luisteren (oordopjes mee!)
27 maart (P6): 3C + 3D Toets werkwoordspelling
4 april( P6): 3B Toets werkwoordspelling
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning
3B + 3C + 3D

Vandaag: herhaling werkwoordspelling
18 maart: TOA Lezen (meting)
25 maart: TOA Luisteren (oordopjes mee!)
27 maart (P6): 3C + 3D Toets werkwoordspelling
4 april( P6): 3B Toets werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
3A

Vandaag: herhaling werkwoordspelling + TOA Lezen
22 maart: Toets werkwoordspelling
25 maart: TOA Luisteren (oordopjes mee!)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling
Stap 1) Stam vinden en Tegenwoordige tijd

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De stam van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De stam van een werkwoord?

Soms ziet de stam er vreemd uit. Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan naar de ik-vorm




Kijk maar:

geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwoordige tijd
Lopen:
Ik
Jij, hij/zij 
Wij, jullie, zij


*je/jij achter pv? enkel stam* (Loop jij naar school?) 
(Loopt je vader naar zijn werk?)

loop
loopt* 
lopen

Slide 6 - Tekstslide

Alles voor het zinsdeel persoonsvorm is een apart zinsdeel
Schrijf de juiste vorm op:
Het paard (draven) door de groene wei.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de juiste vorm op:
Zij (missen) haar aansluiting.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de juiste vorm op:
(Worden) jij ook zo gek van al die updates?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling
Stap 2) Verleden tijd: sterke en zwakke werkwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterke werkwoorden
Een sterk werkwoord krijgt in de verleden tijd een andere klank dan in de tegenwoordige tijd:
blijven - bleef - bleven
bedriegen - bedroog - bedrogen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd 'de' of 'te' achter de stam krijgen:

brandenbrandde → gebrand
missenmiste → gemist


Nog maar net haalden we de trein.

TaXiKoFSCHiP
Meervoud>'den' of 'ten'

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is
VERVEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is
SCHRIKKEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is
BIJTEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fietsen: Hij ............ 12 kilometer om bij jou te komen.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Saven: Zij .......... hun bestanden niet en nu zijn ze alles kwijt
A
savden
B
savete
C
saveden
D
savten

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord
  • Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets al gebeurd/geweest is. 
  • Het voltooid deelwoord begint meestal met:  ge-, be-, her-, er-, ont- of ver-. 
  • Vaak staat er een vorm van hebben, zijn of worden in de zin.

Zo is het (gebeuren) - Het (gebeuren) - Toen (gebeuren) het

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de juiste vorm op:
Vroeger (faxen) we documenten.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de juiste vorm op:
Finn en Fleur (spoeden) zich vanmorgen naar het station.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de juiste vorm op:
De heg wordt morgen (snoeien).

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de juiste vorm op:
De (piercen) tong van Tineke vind ik maar niks.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kahoot
https://create.kahoot.it/details/bff67ec2-3232-4778-ac88-47c319a3112e 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doen
Huiswerk Nu Nederlands
Boek 2F
Planning

Extra oefeningen werkwoordspelling:
www.cambiumned.nl

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies