Present Perfect

planning 
start opdracht
opdr 10 
present perfect / past perfect 
vertaal zinnen 
huiswerk 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

planning 
start opdracht
opdr 10 
present perfect / past perfect 
vertaal zinnen 
huiswerk 

Slide 1 - Tekstslide

Present Perfect
Voltooid tegenwoordige tijd

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruiken?
1. Om aan te geven dat iets in het verleden begonnen is en nog steeds door gaat.
2. Iets in het verleden is gebeurd en het resultaat is nog steeds zichtbaar
3. Om aan te geven dat je iets in het verleden hebt ervaren.


              

Slide 3 - Tekstslide

Signaalwoorden
- Since 2019
- never
- for 2 weeks now
- yet
- how long

Of er staat geen geen tijdsbepaling in deze zinnen

Slide 4 - Tekstslide

Vorm ww
  • have / has + volt deelwoord
  1. has -> she /he / it
  2. have -> I, you, we, they

  • Volt deelwoord 
  1. regelmatig ww = ww + ed
  2. onregelmatig ww = 3e rijtje

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen
1) I have lived in Heerenveen since 2004.

2) My sister has been to London 5 times already.

Slide 6 - Tekstslide

Geef antwoord op de vragen in de volgende slides.

Slide 7 - Tekstslide

We ............. (live) here since 2002
A
has lived
B
have lived
C
lived
D
were living

Slide 8 - Quizvraag

He .............(know) your secret for weeks.
A
has known
B
have known
C
has knowed
D
have knowed

Slide 9 - Quizvraag

I .............. never .......... (see) this picture before.
A
has never seen
B
have never seen
C
never saw
D
was never seeing

Slide 10 - Quizvraag

My mother ............... (smoke) for twenty years.
A
smoked
B
have smoked
C
was smoking
D
has smoked

Slide 11 - Quizvraag

Past Perfect
Voltooid verleden tijd

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer gebruiken?
  • Om aan te geven dat iets langer geleden is gebeurd dan iets anders in het verleden


              

Slide 13 - Tekstslide

Signaalwoorden
  • before
  • after
  • as soon as
  • when
       etc.

Slide 14 - Tekstslide

Vorm ww
  • had + volt deelwoord

  • Volt deelwoord 
  1. regelmatig ww = ww + ed
  2. onregelmatig ww = 3e rijtje

Slide 15 - Tekstslide

wat hoort niet bij de toekomst/future
A
am/are/is+ww+ing
B
to be going to + ww
C
will/shall + ww
D
ww+ed

Slide 16 - Quizvraag

the train.................(leave)at 10.

Slide 17 - Open vraag

The children .....................(visit) their grandma tomorrow.

Slide 18 - Open vraag

I promise I.....................( talk) to her

Slide 19 - Open vraag

Voorbeeldzinnen
  1. After we had eaten we went out.  ( dus je had eerst gegegeten en toen ging je uit)
  2. After Wendy  had finished the last bit of paperwork she took  the bus home  ( ze maakte eerst haar werk af en ging toen naar huis)

Slide 20 - Tekstslide

After Fred ... (to spend) his holiday in Spain he wanted to learn Spanish.
A
spent
B
spend
C
had spent
D
had spend

Slide 21 - Quizvraag

They closed the bar after the last guests ... (to depart)
A
depart
B
departed
C
had depart
D
had departed

Slide 22 - Quizvraag

She watched a dvd after the children ... (to go) to bed.
A
gone
B
go
C
had go
D
had gone

Slide 23 - Quizvraag

After Nick ... (to make) breakfast he went to school.
A
make
B
made
C
had make
D
had made

Slide 24 - Quizvraag

homework
answer 11 tm 14
vertaal de woorden p 31 tm 34
leer voor de toets 

Slide 25 - Tekstslide

antwoorden opdr 10 

Slide 26 - Tekstslide

de zinnen van p 28,29,30 vind je op de volgende pagina's 

Slide 27 - Tekstslide

p 28 
Onterecht
Onwaar
voor zijn
kenmerk (gelaats)trek
Want
afleiden
over het algemeen
Echt
gewoonte
omgaan met
krantenkop
daarom/zodoende
illustreren; toelichten
Initiatief, motief
geneigd zijn om



suggereren; laten doorschemeren
verbeteren/verbetering
Aangeven
Verontwaardigd
Tussenvoegen
erop staan / volhouden
van plan zijn
Opvatten/verklaren
Bemoeien

Slide 28 - Tekstslide

p 29
Onomkeerbaar
kwestie/probleem
afgaande op
rechtvaardigen / goedpraten
Missen
Rechtzaak
Waarschijnlijk
beschouwen/bekijken
voornamelijk/vooral
Produceren
Betekenis
Middel
bedoeld zijn om te
Maatregel
alleen maar




(be)spotten
Verteller
desalniettemin
evenmin/ ook niet
idee/opvatting/begrip
Aantal
zwaarlijvigheid
bezwaar maken tegen
bezwaar tegen

Slide 29 - Tekstslide

p 30
gebeuren / voorvallen
Beledigen
tegen iets zijn
Oorsprong
Schetsen
Alinea
parafrase=hetzelfde gezegd in andere woorden
geloofwaardig
kern /clou/punt
onder de aandacht brengen; wijzen op
Beleid
Doelgericht
voorafgaande
vooroordeel



mits/op voorwaarde dat…
Doel
hoeveelheid
in twijfel trekken
onderzoeken/zich afvragen
citeren; aanhalen
citaat / aanhaling/uitspraak
Beoordelen
erkennen
Herkennen

Slide 30 - Tekstslide