3M - 5.5 woorden en formuleren

NE M3 
Formuleren (congruentie)
timer
12:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

NE M3 
Formuleren (congruentie)
timer
12:00

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

-Je weet wat congruentie is en kunt congruentiefouten verbeteren. 
- Je weet wanneer je te danken aan / te wijten aan gebruikt. 

Slide 2 - Tekstslide

Malapropisme /tweelingfout
Woorden die op elkaar lijken worden door elkaar gehaald.
  • als / dan ( na vergrotende trap gebruik je dan, groter dan ik)
  • mits / tenzij ( mits = op voorwaarde dat, tenzij = behalve als)
  • Omdat / doordat ( omdat = reden/ menselijke beslissing. doordat = oorzaak, waar je geen invloed op hebt.)
  • blijkbaar/schijnbaar  (Blijkbaar = zoals het is, schijnbaar, zoals het lijkt, niet echt)
  • Regelmatig / geregeld. (regelmatig = met vaste tussenpozen, geregeld = vaak)
  • Te danken / te wijten  (te danken = bij iets positiefs, te wijten = bij iets negatiefs.

Slide 3 - Tekstslide

Te danken/wijten aan
Te danken: gebruik je bij iets positiefs
Te wijten aan: gebruik je bij iets negatiefs

Bijvoorbeeld:
Dat mooie resultaat heb je te danken aan je inzet
Dat slechte resultaat is te wijten aan je inzet

Slide 4 - Tekstslide

CONGRUENTIE

Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal.

Dus als het onderwerp enkelvoudig is, moet de persoonsvorm ook enkelvoudig zijn. 

En als het onderwerp meervoudig is, moet de persoonsvorm ook meervoudig zijn. 


Gelijkheid in getal noemen we congruentie.

Slide 5 - Tekstslide

Lastige gevallen
45% van de leerlingen vindt wiskunde een moeilijk vak
De media schrijven over het Coronavirus 
een aantal leerlingen kwam te laat in de les
er loopt nu een groep mensen door de straat 
één van de mensen die hier werken, heeft fraude gepleegd
één of meer leerlingen hebben een grapje met mij uitgehaald!

Slide 6 - Tekstslide


De grote zwerm bijen bij het meer achtervolgt Yogi Bear.
A
GOED
B
FOUT

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag

Wat: je maakt opdracht 7, 8 en 9, en je kijkt de antwoorden na. 
Hoe: zelfstandig.
Hulpmiddel: je reader en de docent
Tijd: 20 minuten
Uitkomst: Alle antwoorden in je reader. 
Klaar?: Werk verder in je reader, lezen of werk verder met een ander vak. 

Slide 9 - Tekstslide

Welke twee delen van een zin moet je op elkaar afstemmen om congruentiefouten te voorkomen?
......... en .........

Slide 10 - Open vraag

Is hier sprake van congruentie of incongruentie: Bijna tachtig procent van de Nederlanders noemt zich gelukkig.
A
Congruentie
B
Incongruentie

Slide 11 - Quizvraag

Is hier sprake van congruentie of incongruentie: Het blijkt dat de jeugd in ons land tamelijk veel alcohol drinken.
A
Congruentie
B
Incongruentie

Slide 12 - Quizvraag

Is hier sprake van congruentie of incongruentie? Wist jij dat deze groep rebellen in Congo voor vele misdaden tegen de menselijkheid verantwoordelijk zijn?
A
Congruentie
B
Incongruentie

Slide 13 - Quizvraag

De lading kleding werd naar de winkel gebracht.
A
GOED
B
FOUT

Slide 14 - Quizvraag

De meerderheid van onze lammetjes dartelen heerlijk in de wei.
A
GOED
B
FOUT

Slide 15 - Quizvraag

De Hardenbergse jeugd bleek dol op feestjes te zijn.
A
GOED
B
FOUT

Slide 16 - Quizvraag

De katten werden een leuk trucje geleerd.
A
GOED
B
FOUT

Slide 17 - Quizvraag

De groep toeristen ……… erg graag de Eiffeltoren bezoeken.
A
wilde
B
wilden

Slide 18 - Quizvraag

De politie ......... de inbrekers op grote snelheid over de snelweg.
A
achtervolgen
B
achtervolgt

Slide 19 - Quizvraag

Minder dan de helft van de stemmen ......... geteld bij de finale van de Voice.
A
is
B
zijn

Slide 20 - Quizvraag

De media ......... ervoor dat BN'ers vaak belaagd ......... .
A
zorgt - wordt
B
zorgt - worden
C
zorgen - worden
D
zorgen - wordt

Slide 21 - Quizvraag

In het rapport ……... Amnesty dat de Chinese overheid nog veel politieke tegenstanders onder slechte omstandigheden ......... .
A
schrijft - vasthoudt
B
schrijven - vasthouden
C
schrijft - vasthouden
D
schrijven - vasthoudt

Slide 22 - Quizvraag