oefenen thema 1

wat is de brandstof voor de verbranding in je lichaam
A
glucose
B
water
C
koolstofdioxide
D
zuurstof
1 / 50
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

wat is de brandstof voor de verbranding in je lichaam
A
glucose
B
water
C
koolstofdioxide
D
zuurstof

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Veel of weinig verbranding in het lichaam?
A
Veel
B
Weinig

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij verbranding in je lichaam ontstaat?
A
Zuurstof
B
Glucose
C
Koolstofdioxide

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vergelijking voor verbranding is?
A
zuurstof+water--> brandstof+koolstofdioxide+energie
B
brandstof+energie--> koolstofdioxide+ water+ zuurstof
C
brandstof+zuurstof+water--> koolstofdioxide+energie
D
brandstof+zuurstof--> koolstofdioxide+water+energie

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurd er met stikstof in de ingeademde lucht?
A
Dat nemen we op
B
Niks
C
Daar ademen we weer meer van uit

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een koudbloedig dier moet veel eten om warm te blijven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grote stofdeeltjes in de ingeademde lucht worden tegengehouden door
A
De neusharen
B
De trilharen
C
Het neusslijmvlies
D
De huig

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De brandstof voor de verbranding in je lichaam is zuurstof
A
Juist
B
Niet juist

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zit er meer in uitgeademde dan in ingeademde lucht?
A
stikstof
B
zuurstof
C
koolstofdioxide
D
edelgassen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klopt de volgende bewering?

Een koudbloedig dier heeft een constante lichaamstemperatuur.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Warmbloedige dieren hebben in de winter meer verbranding in hun cellen
A
Juist
B
Niet juist

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koudbloedige dieren zijn heel actief in koude gebieden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is vergelijkbaar met onze mond voor ademhaling bij insecten?
A
stigma
B
trachee

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn afvalstoffen van verbranding in het lichaam?
A
Zuurstof en water
B
Koolstofdioxide en glucose
C
Glucose en water
D
Koolstofdioxide en water

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de afvalproducten van verbranding in je lichaam?
A
Koolstofdioxide en waterdamp
B
Koolstofmonoxide en waterdamp

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kost het voor een warmbloedig dier veel of weinig energie om in de winter warm te blijven?
A
weinig
B
veel

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Insecten halen anders adem dan bijvoorbeeld vissen en zoogdieren. Is deze uitspraak over de ademhaling bij insecten zijn goed of fout?

De lucht gaat de tracheeën in en uit via stigma's.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Warmbloedige dieren houden hun lichaam zelf op een constante temperatuur
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vindt in kieuwen gaswisseling plaats?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vindt er veel verbranding plaats in een koudbloedig dier, wanneer het buiten koud is?
A
nee
B
ja

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor zorgt het tegenstroomprincipe voor een betere uitwisseling van stoffen in de kieuwen van een vis?
A
Er is hierdoor een groter concentratieverschil
B
Er is hierdoor een kleinere diffusieafstand
C
Er vindt diffusie plaats tussen het water en het bloed over een groter deel van het bloedvaatje.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ingeademde lucht bestaat voor 50% uit stikstof
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heten de buisjes waarmee insecten ademhalen?
(Pepijn)
A
Stigma
B
Tracheeën
C
Trofeeën
D
Feeën

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een verschil tussen winterslaap en winterrust?
A
Winterslaap is alleen, voor grootte dieren
B
Het is allebei in de winter
C
Winterslaap is maar 1 keer in de 2 jaar.
D
In de winterrust wordt het dier nog af en toe wakker

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat neemt je lichaam op uit ingeademde lucht?
A
Koolstofdioxide
B
Virussen
C
Zuurstof
D
Niets van wat hier staat

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekening geeft op de juiste manier de ademhaling bij vissen weer?
A
Tekening 1
B
Tekening 2
C
Tekening 3

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er bij dieren in winterslaap?
A
het hart stopt
B
de ademhaling is sneller om warm te blijven
C
de temperatuur van het dier daalt tot bijna 0 graden
D
de temperatuur van het dier stijgt door een extra dikke vacht

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar in de kieuwen vindt het tegenstroomprincipe plaats
A
In de kieuwholte
B
Bij het kieuwdeksel
C
Bij de kieuwboog
D
In de lamellen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de reactie vergelijking van verbranding?
A
CO2+H20-> 02+C6H1206+energie
B
C02+C6H12O6-> O2+H2O+energie
C
O2+C6H12O6-> H2O+CO2+energie

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zorgen koudbloedige dieren voor verwarming?
A
Niet, ze kunnen zelf lichaamswarmte produceren
B
Ze gaan meer bewegen om het warmer te krijgen.
C
Ze gaan onder andere in de zon liggen om op te warmen.
D
Ze gaan meer eten waardoor ze energie krijgen.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

18. De ingeademde lucht bestaat uit:
A
16% zuurstof
B
20% zuurstof
C
24% zuurstof

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er in de neusholte met de ingeademde lucht?
A
wordt bevochtigd ,verwarmd, gekeurd en gezuiverd
B
wordt verwarmd en gezuiverd
C
wordt bevochtigd en verwarmd
D
wordt verwarmd, gekeurd en gezuiverd

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn vleermuizen koudbloedige of warmbloedige dieren?
A
koudbloedige dieren
B
dmv eieren

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Warmbloedige dieren verbruiken meer energie bij:
A
5 graden
B
20 graden

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Warmbloedige dieren hebben altijd ongeveer dezelfde
lichaamstemperatuur.

2. Warmbloedige dieren hebben altijd een hogere
lichaamstemperatuur dan koudbloedige dieren.
A
1= juist 2= onjuist
B
1= onjuist 2= juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de winter vindt er in het lichaam van de meeste warmbloedige dieren:
A
Geen verbranding plaats
B
Minder verbranding plaats dan in de zomer
C
Evenveel verbranding plaats als in de zomer
D
Meer verbranding plaats dan in de zomer

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt dit gedeelte van het ademhalingsstelsel genoemd?
A
Bronchiën
B
Longblaasjes
C
Luchtpijp
D
Strottenhoofd

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt dit gedeelte van het ademhalingsstelsel genoemd?
A
Bronchiën
B
Longblaasjes
C
Luchtpijp
D
Strottenhoofd

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort er niet bij je ademhalingsstelsel?
A
neusholte
B
slokdarm
C
longblaasjes
D
bronchiën

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort er niet bij je ademhalingsstelsel?
A
neusholte
B
slokdarm
C
longblaasjes
D
bronchiën

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een allergie?
A
Een reactie van het immuunsysteem op een ongevaarlijke stof
B
Een vorm van immunisatie
C
Een erfelijke afwijking in het immuunsysteem
D
Een ander woord voor anafylactische shock

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Longemfyseem is een longziekte die valt onder COPD
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quizvraag

Longemfyseem is een longziekte die valt onder COPD, samen met chronische bronchitis. De afkorting COPD staat voor Chronic Obstructive Pulmonary Disease (Chronische Obstructieve Longziekte).
Longemfyseem wordt ook wel emfyseem genoemd. Het is een chronische ziekte. Dat betekent dat het niet over gaat. Bij longemfyseem gaan er steeds meer longblaasjes stuk. De wanden van de longblaasjes raken zo beschadigd dat ze niet meer goed werken. De longblaasjes zorgen voor de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide, ons ‘uitlaatgas’. Bij ernstig longemfyseem raken sommige longblaasjes met elkaar vergroeid. Longblaasjes die zijn beschadigd, kunnen niet meer herstellen. Zonder longblaasjes is het moeilijker om zuurstof op te nemen.
Wat is COPD?
A
Een verzamelnaam voor de ziektes: longemfyseem en bronchitis
B
Een soort astma
C
Een chronische aandoening van de luchtpijp
D
Een bloedprop in de longen

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is astma?
A
Een ziekte waarbij de bronchiën ontstoken zijn.
B
Een ziekte waarbij de longblaasjes kapot gaan.
C
Een ziekte waarbij de bronchiën altijd ontstoken zijn.
D
Een ziekte aan de luchtwegen die binnen een aantal maanden weer weg is.

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

in de afbeelding hiernaast is het longvolume op verschillende momenten weergegeven;
-met welke letters wordt de vitale capaciteit aangegeven?
A
A+ B
B
A + B + C
C
B + C
D
A + B + C + D

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarmee meet je de vitale capaciteit?
A
Spirometer
B
Blaastest
C
vitaliciteitmeter
D
FEH meter

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe groot is de vitale capaciteit van een gemiddelde volwassen persoon ongeveer?
A
1 liter
B
3 liter
C
5 liter
D
6,5 liter

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ademvolume is hetzelfde als de vitale capaciteit
A
Waar, het gaat beide om de hoeveelheid lucht
B
Waar, het vitale capaciteit is een andere omschrijving als ademvolume
C
Niet waar, vitale capaciteit gaat over het totaal aantal in- uitgeademde lucht
D
Niet waar, ademvolume is de totaal aantal in- uitgeademde lucht

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is geen longziekte
A
astma
B
nicotine
C
chd
D
copd

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent vitale capaciteit?

A
Hoeveel lucht er in je longen past
B
ongeveer 0,5 liter
C
de hoeveelheid lucht die je maximaal kan in- of uitademen
D
hoeveel lucht je in en uitademt

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies