Week 48 - les 1-2 Congruentie/beknopte bijzin

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Je weet wat congruentiefouten zijn.

- Je weet hoe congruentiefouten ontstaan.

- Je kunt incongruentie verbeteren.



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Congruentie
--> betekent dat het getal van het onderwerp aansluit met het getal van de persoonsvorm.

Als een 'ik' iets uitvoert, zal de persoonsvorm zich vormen naar de 'ik'.
Dat geldt voor elk onderwerp wat iets uitvoert.
Ik denk,  wij denken.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Congruentiefout
Indien de persoonsvorm niet aansluit bij het onderwerp noemen we dit een congruentiefout.

Dit gebeurt vaak wanneer het lastig te bepalen is of het onderwerp enkelvoud of meervoud is.

Een kudde schapen liepen langs de bosrand.
Een kudde schapen liep langs de bosrand.
Maar ook woorden als: media (mv), politie (ev), drugs (mv).

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Congruentiefouten
Daarnaast zijn er nog meer manieren waarop deze fouten kunnen ontstaan:

1. Als het onderwerp en de persoonsvorm (ver) uit elkaar staan, kan het soms misgaan. (boek blz. 198 punt 3)
*Steek vuurwerk altijd af via de normale vuurwerkregels die op de verpakkingsdoos staat van het vuurwerk.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Congruentiefouten
2. Als de persoonsvorm in de verleden tijd staat. Je hoort dan niet altijd of de persoonsvorm in de enkelvoudsvorm of meervoudsvorm staat.

*De oplichter keek erg opgelucht toen de rechters hem uiteindelijke strafte met een kleine gevangenisstraf.

Slide 11 - Tekstslide

Dit moet dus enkelvoud zijn!
Congruentiefouten
3. Komen vaak voor in combinatie met verwijswoorden. Let vooral op het woord 'ze'. Dit kan zowel binnen het enkelvoud als het meervoud worden gebruikt.

*De politie (vrouwelijk, enkelvoud) zou goede voorlichting moeten krijgen over pesten op sociale media, zodat ze weten hoe ze hiermee om moeten gaan. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed = staan/ fout = zitten
Een groot aantal mensen zijn naar de bijeenkomst gekomen.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dertig procent van de deelnemers hebben de eindstreep niet gehaald.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is moeilijk om te beoordelen of de media wel betrouwbaar zijn.
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De oplossing voor deze moeilijke opdrachten zijn moeilijk te vinden.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor het proefwerk van gisteren had een aantal leerlingen niet geleerd.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het netje ballen was al aan de voetballers gegeven.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er mogen maar één paar schoenen in de hal staan.
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit jaar zijn het aantal veranderingen in de wetgeving wel erg groot.
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

  1. Wat is het verschil tussen de volgende twee zinnen? 
1. Birte bakt wekelijks een lekkere taart 
    voor de buurvrouw.
2. Door Birte wordt wekelijks een       
    lekkere taart voor de buurvrouw
    gebakken. 

Slide 21 - Tekstslide

1. bedrijvende vorm = ow (Birte) voert zelf actief de handeling uit.
2. lijdende vorm = ow (een lekkere taart) ondergaat de handeling.
Vraag: Welke constructie mooier? LV is omslachtiger.
Door geeft de lv -zin aan en geeft aan wie de handeling verricht, maar diegene (of datgene) is in deze constructie niet de lijdende vorm.
Wat is de lijdende vorm van 'De jongen leest een boek'?
A
De jongen leest snel een boek.
B
De jongen leest een tijdschrift.
C
Een boek leest de jongen.
D
Een boek wordt gelezen door de jongen.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe herken je de bedrijvende vorm?
A
De zin heeft altijd een onderwerp.
B
De zin eindigt met een punt.
C
De actie is belangrijk.
D
De uitvoerder staat voor het werkwoord.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de zin 'De man wordt gebeten door de hond' lijdend?
A
Ja, het is een lijdende zin.
B
Ja, het is een bedrijvende zin.
C
Nee, het is een bedrijvende zin.
D
Nee, de hond bijt de man.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de zin 'De hond bijt de man' bedrijvend?
A
Nee, het is een lijdende zin.
B
Nee, de man bijt de hond.
C
Ja, het is een lijdende zin.
D
Ja, het is een bedrijvende zin.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:10

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pauze

Korte pauze!


timer
5:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Zonder te aarzelen liep hij op de hond af
    -> te + infinitief.
  2. Geschrokken nam ze kennis van de mededeling.
    -> met volt. dw.
  3. Luid zingend liep ze naar de les. 
    -> met onvolt. dw.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De hond blafte, terwijl de kat sliep.
A
De bijzin is foutief.
B
De bijzin is correct.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Foutief beknopte bijzin of niet?
Na uren in de file gestaan te hebben, vertrok de boot zonder ons.
A
Na uren....... te hebben (foutief beknopte bijzin)
B
vertrok de....... zonder ons (foutief beknopte bijzin)
C
Na uren .... te hebben (goede beknopte bijzin)
D
vertrok de....... zonder ons (goede beknopte bijzin)

Slide 31 - Quizvraag

ow beknopte bijzin is verborgen, dat zijn personen. In de hoofdzin is de boot het ow, deze komen niet overeen, dus mag je hier geen beknopte bijzin gebruiken. 
Maak nu opdracht 9 
Formuleren deel 2
timer
0:10

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke oefenzin als afsluiter?

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies