Thema 2, week 2 Les 9 verkleinwoorden deel 1

De grote hond - het klein ......
1 / 23
volgende
Slide 1: Open vraag
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

De grote hond - het klein ......

Slide 1 - Open vraag

lesdoel
Ik kan een verkleinwoord herkennen en maken.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide


het verkleinwoord van het "paard" is


A
het paardje
B
het paardtje

Slide 6 - Quizvraag

verkleinwoord van de gitaar
A
het gitaartje
B
het gitaarje

Slide 7 - Quizvraag

Geef het verkleinwoord van...
het kalf
A
kalfje
B
kalftje

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

verkleinwoord
Woorden die eindigen op de
m
krijgen -pje

Slide 10 - Tekstslide

Geef het verkleinwoord van...

de storm
A
het stormtje
B
het stormpje

Slide 11 - Quizvraag

Geef het verkleinwoord van...

de boom
A
het boompje
B
het boomtje

Slide 12 - Quizvraag

Geef het verkleinwoord van...

de riem
A
het riempje
B
het riemtje

Slide 13 - Quizvraag

verkleinwoord
tweeklank
woorden die eindigen op -ing
de letters
ng veranderen in nk

Slide 14 - Tekstslide

Geef het verkleinwoord van...

de koning
A
het koninkje
B
het koningkje

Slide 15 - Quizvraag

Geef het verkleinwoord van...

de woning
A
het woningkje
B
het woninkje

Slide 16 - Quizvraag

-ETJE
Bij sommige woorden éénklankwoorden
zoals ring - slang - kring

komt er -etje achter

ring + e + tje

Slide 17 - Tekstslide

Geef het verkleinwoord van...

de slang
A
het slangkje
B
het slangetje

Slide 18 - Quizvraag

Geef het verkleinwoord van...

de kring
A
het krinkje
B
het kringetje

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Schrijf het verkleinwoord op.
het geheim

Slide 21 - Open vraag

Schrijf het verkleinwoord op.
de ketting

Slide 22 - Open vraag

opgave 2 en 3 en plussen
AAN HET WERK
Taal: thema 2- week 2 - les 9

Slide 23 - Tekstslide