In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
3.4 Stamboom
Slide 1 - Tekstslide
Korte herhaling
Slide 2 - Tekstslide
Wat is het fenotype?
A
Alle erfelijke informatie op je chromosomen
B
De uitingsvorm: de invloed van het genotype en omgevingsfactoren samen
Slide 3 - Quizvraag
Is het genotype van de larve hetzelfde als het genotype van het volwassen dier?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quizvraag
Homozygoot of heterozygoot?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
Slide 5 - Quizvraag
Wat is homozygoot dominant?
A
Aa
B
aa
C
AA
D
Aa
Slide 6 - Quizvraag
Bij een runderen is het roodharige allel recessief en het zwartharige allel dominant. Wat is het genotype van een roodharige koe?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
AA of Aa
Slide 7 - Quizvraag
Kijkend naar dit kruisingsschema, wat is dan de kans op homozygoot dominant?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 8 - Quizvraag
Het kunnen rollen van je tong is afhankelijk van de aanwezigheid van een dominant gen.
Een zwangere moeder, die haar tong niet kan rollen, krijgt een kind met een vader die dit wel kan. Deze vader is heterozygoot voor deze eigenschap.
Hoe groot is de kans dat hun kind later kan tongrollen?
Noteer de P (genen van ouders) en de mogelijke geslachtscellen in je schrift. Maak vervolgens een kruisingsschema.
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 9 - Quizvraag
Lesafsluiting: leerdoel behaald?
Losse wenkbrauwen is een dominante eigenschap. Een vrouw met doorlopende wenkbrauwen krijgt een kind met een man die heterozygoot is voor deze eigenschap.
Hoeveel procent kans heeft het kind op het fenotype 'doorlopende wenkbrauwen'?
Schrijf alle tussenstappen op in je schrift:
P(arents) - G(eslachtcellen) - Schema - Kans op genotypen - Kans op fenotypen - Conclusie (eindantwoord).
50% kans op dit fenotype.
Slide 10 - Tekstslide
Dan starten we nu met 3.4 over stambomen
Slide 11 - Tekstslide
3.4 Stamboom
Slide 12 - Tekstslide
Uitlegvideo over 3.4 Stambomen
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Lezen van een stamboom
Een vierkant = man
Een cirkel = vrouw
Kleur = met of zonder eigenschap
Slide 15 - Tekstslide
Gegevens halen uit een stamboom
Om een stamboom af te lezen moet je het volgende ALTIJD doen:
Zoek twee gelijke ouders met een van hun afwijkend kind. Want:
Deze ouders zijn allebei heterozygoot (Aa) en zij hebben dus het dominante fenotype (door de A).
Dit kind is homozygoot recessief (aa) en heeft dus het recessieve fenotype.
Schrijf alle genotypen (letters) in de stamboom.
Slide 16 - Tekstslide
Stambomen
Mannen zijn kast
Vrouwen hebben ronde vormen
Stambomen
De situatie is:
Zwart = hangende oren
Wit = rechtopstaande oren
Wat is dominant?
Uit welke kruising(en) blijkt dat?
Slide 17 - Tekstslide
Stambomen
Mannen zijn kast
Vrouwen hebben ronde vormen
Stambomen
Zwart: hangende oren
Wit: rechtopstaande oren
Dominant --> rechtopstaande oren (wit)
Uit welke kruising(en) blijkt dat? --> P (beide wit) krijgen een nakoming die afwijkt van beide ouders. Dan is de afwijkende nakomeling aa (homozygoot recessief) en zijn de ouders beiden Aa (heterozygoot).
Slide 18 - Tekstslide
Hoe kan je alle genotypen invullen in een stamboom?
Slide 19 - Tekstslide
Tip 2: Je kunt nu de recessieve eigenschap (aa) in de stamboom invullen
Hans en Karin hebben allebei donker haar, maar hun zoon Stefan heeft rood haar.
Dit betekent dat:
Hans en Karin heterozygoot zijn.
Donker haar dominant is
Rood haar recessief is
Slide 20 - Tekstslide
Tip 3: Nu kan je stap voor stap de andere genotypen invullen. Soms weet je gewoon niet zeker welk genotype een persoon heeft! Je vult dan b.v. in Aa of AA.
aa rood haar
aa rood haar
aa rood haar
aa rood haar
aa rood haar
Donker haar --> Aa
Want, een kind van Karin heeft heeft rood haar (aa) en zijzelf niet.
Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder (moeder) die rood haar heeft (aa)
Dus heeft hij a van zijn moeder gekregen, maar omdat hij donker haar heeft moet hij ook de A hebben gekregen van zijn vader.
Aa
Donker haar
Heeft 1 kind dat rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Aa
Donker haar
Heeft 1 kind dat rood haar heeft (aa), dus geeft zowieso een a door.
Maar deze persoon heeft zelf donder haar dus heeft ook sowieso een A.
Zelfde als Joke (Aa)
Aa of aa
Donker haar
(Je hebt te weinig gegevens om te bepalen of het AA is of Aa.)
AA of Aa
Donker haar
Je hebt te weinig gegevens om te bepalen of het AA of Aa is.
Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Zelfde als Joke (Aa)
Zelfde als Joke (Aa)
Zelfde als Joke (Aa)
timer
10:00
Slide 21 - Tekstslide
Welke conclusies trek je uit deze stamboom?
Is nr. 2 homozygoot of heterozygoot?
Is de eigenschap van nr. 2 dominant of recessief?
Zijn de ouders homozygoot of heterozygoot?
Slide 22 - Tekstslide
Antwoorden
Welke conclusies trek je uit deze stamboom?
Homozygoot
Recessief (aa)
Heterozygoot (Aa)
Uitleg:
Een kind dat afwijkt van beide ouders is altijd homozygoot recessief en de ouders zijn in dat geval altijd heterozygoot.
Slide 23 - Tekstslide
Een paar vragen om te checken of je de info begint te begrijpen...
Slide 24 - Tekstslide
Wie zijn mannen in deze stamboom?
A
Alle personen weergegeven met een vierkant
B
Alle personen weergegeven met een rondje
Slide 25 - Quizvraag
Neem de stamboom (zonder namen) over en noteer de genotypen.
Welke eigenschap is dominant?
Wat zijn de genotypen van moeder, vader, Edith en broer?
Als je de antwoorden denkt te hebben, klik dan een voor een de nummers aan.
Vader en moeder Bruens hebben hetzelfde fenotype.
Dochter Edith heeft een ander fenotype
1
Je weet daardoor: Het genotype van de ouders is heterozygoot dominant (Aa) en het genotype van edith is homozygoot recessief (aa).
2
Vader en moeder Bruens Aa
Edith aa
broer Edith Aa of Aa
3
Slide 26 - Tekstslide
Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord
Slide 27 - Quizvraag
In de afbeelding is een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen een vierde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind pigment heeft (dus niet de aandoening)?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 28 - Quizvraag
Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?