In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 35 min
Onderdelen in deze les
H4.1 Verwarmen
Slide 1 - Tekstslide
Soorten energie
Chemische energie
Kernenergie
Electrische energie
Stralingsenergie
Bewegingsenergie
Zwaarte-energie
Veer- of elastische energie
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
CV installatie
- verbranding aardgas
- water verwarmen - verplaatsing via radiatoren
Slide 4 - Tekstslide
verwarmen van de ruimte
Regelen van de druk
Regelen van de temperatuur in de ruimte
Water in de CV verwarmen
water in de cv rondpompen
Slide 5 - Sleepvraag
Verwarmen van water
Fluitketel op het gasfornuis (chemisch)
Waterkoker (elektrisch)
Slide 6 - Tekstslide
CHEMISCHE ENERGIE
In brandstoffen zit chemische energie. Een houtkachel, een gasfornuis en een brander verbruiken chemische energie en leveren warmte.
Slide 7 - Tekstslide
In een batterij zit...
A
chemische energie
B
elektrische energie
C
bewegingsenergie
D
accu energie
Slide 8 - Quizvraag
Een batterij levert...
A
elektrische energie
B
chemische energie
C
licht
D
warmte
Slide 9 - Quizvraag
Als je hout verbrandt, verandert de chemische energie. Waarin verandert de chemische energie?
A
Bewegingsenergie
B
Elektrische energie
C
Brandstof
D
Warmte
Slide 10 - Quizvraag
Energie omzetten
Chemische energie in bewegingsenergie
Elektrische energie in bewegings energie
Bewegingsenergie in elektrische energie
Chemische energie in warmte
welk plaatje hoort waarbij?
Slide 11 - Tekstslide
Warmtemeter
Met een warmtemeter kun je meten hoeveel warmte nodig is voor het verwarmen van bepaalde hoeveelheid water.
Een warmtemeter is goed
geïsoleerd, dus alle energie
wordt omgezet in warmte.
Bekijk voorbeeldopgave 1.
Slide 12 - Tekstslide
In een warmtemeter zit een dompelaar. Wat is de functie van de dompelaar?
A
Meten wat de temperatuur is van het water
B
Het water goed mengen
C
Het water verwarmen
D
Meten van de massa
Slide 13 - Quizvraag
Ester doet 100 gram water in een warmtemeter en verwarmt het met een dompelaar van 12 W. Na 12 minuten is de temperatuur gestegen van 19 naar 29 graden Celsius. Hoeveel warmte is geproduceerd?
Slide 14 - Open vraag
Antwoord
t = 12 min = 720 s
P = 12 W
E = P * t = 12 * 720 =8640 J
Slide 15 - Tekstslide
Nut warmtemeter
Energie blijft behouden.
Met een warmtemeter kun je meten hoeveel warmte nodig is voor het verwarmen van een bepaalde hoeveelheid water.
Met de formule
kun je de warmte, soortelijke warmte van een stof, massa of
verandering in temperatuur bepalen.
Slide 16 - Tekstslide
Soortelijke warmte
De soortelijke warmte van een stof is de hoeveelheid energie wat nodig is om 1 gram van een stof met 1 graad omhoog te laten stijgen.
Van water is dat
Het symbool is c
4,2Jg⋅0C
/
Slide 17 - Tekstslide
Rekenen met soortelijke warmte
Q is de hoeveelheid warmte in J
c is de soortelijke warmte van de stof
m is de massa in gram
is de verandering in temperatuur ( 0C )
ΔT
Slide 18 - Tekstslide
Een waterkoker (1600 W) verwarmt 1,5 L water van 20 tot 100 graden Celsius. Bereken hoeveel minuten de waterkoker daarover doet. Alle elektrische E wordt omgezet in Q
Slide 19 - Open vraag
Antwoord
Q = 4,2 * 1500 * 80 = 504000 J
E = P * t --> t = E / P
t = 504000 J / 1600 W = 315 s
Dus ongeveer 5 minuten en 15 seconden
Slide 20 - Tekstslide
Soortelijke warmte
c= soortelijke warmte (J/(kg*K))
Q= warmte (J)
m= massa (kg)
T= temperatuur (K)
c=m⋅ΔTQ
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Opgaven/huiswerk les 2
Lezen en begrijpen vaardigheid 3 als je niet snapt dat 103 = 1000 en 104 = 10000 en 10-3 = 0,001, of dat 1 kW = 1000 W, 1 MW = 106 W of mW = 10-3 W = 0,001 W