Havo 4 2.4 koningen en pausen

Leerdoelen
  • uitleggen wat de tweezwaardenleer betekende voor de verhouding tussen kerk en koningen;
  • uitleggen waar de investituurstrijd over ging en hoe hij eindigde;
  • verklaren waarom centralisatie en staatsvorming in Frankrijk en Engeland redelijk succesvol waren.
  • verklaren waarom parlementen opkwamen als onderdeel van centralisatie en staatsvorming
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  • uitleggen wat de tweezwaardenleer betekende voor de verhouding tussen kerk en koningen;
  • uitleggen waar de investituurstrijd over ging en hoe hij eindigde;
  • verklaren waarom centralisatie en staatsvorming in Frankrijk en Engeland redelijk succesvol waren.
  • verklaren waarom parlementen opkwamen als onderdeel van centralisatie en staatsvorming

Slide 1 - Tekstslide

Proefwerk
Hfst 1 Prehistorie en oudheid
Hfst 2 De Middeleeuwen

Zie overzicht van belangrijke begrippen blz 278/279
Je moet deze kunnen beschrijven of kunnen plaatsen bij definities.

Slide 2 - Tekstslide

Willibrord was een Engelse missionaris die probeerden de Friezen tot het Christendom te bekeren. De Friezen zaten daar niet op te wachten.
Bonifatius was ook een Engelse missionaris die probeerde de Friezen te bekeren. Dit lukte niet: in 754 werd hij door Friezen in Dokkum vermoord.

Slide 3 - Tekstslide

Paus kroont Karel tot keizer, geeft zegen 
Karel beschermt de paus

Slide 4 - Tekstslide

Tweezwaardenleer: geestelijke macht aan de paus en wereldlijke macht aan de keizer





 Tweezwaardenleer = Christus geeft twee zwaarden: geestelijke macht aan de paus en wereldlijke macht) aan de keizer

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Tweezwaardenleer
  • tweezwaardenleer: wereldlijke en geestelijke macht werkten samen en versterkten elkaar 
  • waar ligt het primaat?




Slide 7 - Tekstslide

Investituurstrijd
Volgens het Kerkelijk recht:
Inwoners mogen zelf bisschop kiezen, de Paus bezegelt dit met de symbolen (investituur) van de bisschop
Praktijk:
Duitse koning koos  zelf de bisschop
Bisschop als vazal
Leen blijft één generatie

Slide 8 - Tekstslide

Kernvragen 2.4 Pausen en Koningen
1. Investituurstrijd: Wat? Wie? Waar? Wanneer? Waarom?
2. Hoe werd dit opgelost? Was dit een goede oplossing?
3. In de boek staan twee voorbeelden van centralisatie en staatsvorming (Frankrijk en Engeland)
Leg kort uit hoe dit proces in beide landen verliep.
4. Waarom had een koning die zijn macht centraliseerde een parlement nodig?

Slide 9 - Tekstslide

Investituur
  • Om de macht te vergroten, benoemden Duitse keizers vanaf de 10e eeuw bisschoppen als leenman.
  • Geen gevaar van erfrecht (vanwege het celibaat)
  • Trouwer aan de keizer dan de paus...

Slide 10 - Tekstslide

Wie heeft de hoogste macht?





       
        Keizer Hendrik IV                                         Paus Gregorius VII  

Slide 11 - Tekstslide

Investituurstrijd
  • Paus Gregorius VIII verbiedt het benoemen van bisschoppen door een niet-geestelijke
  • Keizer Hendrik IV doet dit toch
  • Gregorius pikt dit niet
  • Hendrik laat Gregorius afzetten
  • Gregorius verbant Hendrik uit de kerk
  • Benoemen van tegenpausen en tegenkeizers
  • 1122 concordaat van Worms, geen duidelijke winnaar 
  • compromis: Paus geeft geestelijke macht en 
  • Keizer wereldlijke acht.
  • Macht in Duitsland blijft verbrokkeld

Slide 12 - Tekstslide

Uitkomst?
  • 1122: Concordaat van Worms (verdrag): de keizer had niets meer over de benoeming van bisschoppen te zeggen. Hij mocht ze wel nog aanstellen als (wereldlijke) leenman! (compromis)
  • Op lange termijn ongunstig voor de keizer: hoge geestelijken afkomstig uit de adelstand binnen de Duitse bisdommen, benoemden nu de bisschoppen waardoor de macht van de keizer werd beperkt en het Duitse Rijk verbrokkeld bleef (geen eenheid)
  • Na het Concordaat van Worms was de strijd tussen de paus en Europese vorsten nog niet voorbij.......

Slide 13 - Tekstslide

Heilige Roomse Rijk rond 1075

- Keizer 
(Hendrik IV)

- Hertogdommen & graafschappen & prinsdommen

- Nog geen centraal bestuurde staat

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

Wat is staatsvorming?
  • Het streven van vorsten naar een aaneengesloten grondgebied met een stevig bestuurssysteem.
  • Bestuur vanuit een hoofdstad.
  • Uniformiteit: dezelfde regels voor iedereen.
Wat is centralisatie?
  • Het streven van vorsten naar een staat waarin alles vanaf een plek centraal wordt georganiseerd.
  • Een geografisch geheel met een hoofdstad.
  • Centrale administratie (met betaalde ambtenaren die zorgden voor belastingen en rechtspraak)
  • Door geldeconomie ook centraal leger met betaalde soldaten.

 

Slide 16 - Tekstslide

vervolg kernvragen 2.4 huiswerk
3. In het boek staan twee voorbeelden van centralisatie en staatsvorming (Frankrijk en Engeland) 
Leg uit hoe dit proces verliep.

4. Waarom had een koning die zijn macht centraliseerde een parlement nodig?

Slide 17 - Tekstslide

Macht van de vorst wordt groter

1066 Willem de Veroveraar 

Macht van de leenmannen kleiner

Slide 18 - Tekstslide

Engeland
  • 1066: de Normandische koning Willem de Veroveraar stak het kanaal over en veroverde Engeland! 
  • Grote (verspreide) delen werden in leen gegeven aan Normandische edelen waar hij wel controle over hield.
  • Na de Magna Carta (vooral symbolische waarde) was de strijd tussen edelen en koningen niet beslist!
  • Sheriffs spraken in Engeland namens de koning recht, inden belastingen en vaardigden wetten en verordeningen uit. 
  • Gevolg: Engeland werd het best georganiseerde koninkrijk uit de Middeleeuwen! 

Slide 19 - Tekstslide

Frankrijk
  • Uit het Frankische Rijk ontstonden twee Rijken: Frankrijk en Duitsland 
  • 1337: Oorlog tussen Franse en Engelse koning (deze had grote gebieden in Frankrijk en eiste de Franse troon) = Honderdjarige oorlog! 
  • Beide koningen kregen steun van edelen en steden. Uiteindelijk verloor de Engelse koning zijn bezittingen in Frankrijk. 
  • 1500: Franse koning werd machtig: hij had veel soldaten en ambtenaren in dienst. Hij hief belastingen in het hele rijk. Hij had rechterlijke macht (rechtbank Parijs). Hij had wetgevende en uitvoerende macht (vanuit Parijs) 

Slide 20 - Tekstslide

Grenzen aan de macht van de koning door
Parlementen 

  • Voor het voeren van oorlogen had de koning geld nodig via belastingen. Vereiste overleg met de standen in parlementen. Die eisten ook rechten op.

  • Parlement: een vergadering van vertegenwoordigers van de drie standen (geestelijkheid, adel en burgerij) die advies uitbrengen aan de koning; ook wel ‘statenvergadering’ genoemd. 


  • Staten-Generaal: de hoogste vergadering van de afgevaardigden van de drie standen van alle gewesten in een land.

Slide 21 - Tekstslide

0

Slide 22 - Video

Magna Carta 1215

  • Koning niet meer boven de wet, maar onderdeel van wet. De koning moet zich ook aan de wet houden
  • Recht op rechtsbescherming en een eerlijk proces voor iedereen



Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Begrippen 2.4
  • Tweezwaardenleer: De gedachte dat de wereld bestaat uit een geestelijke (kerkelijke) en een wereldlijke (niet-kerkelijke) machtssfeer.
  • Wereldlijke macht: de macht over alles wat niet tot de kerk en haar leer behoort.
  • Lekeninvestituur: de officiële inwijding van een geestelijke door een leek (een niet-geestelijke). 
  • Investituurstrijd: het conflict tussen de keizer en de paus over de benoeming van bisschoppen. 
  • Geestelijke macht: de macht over de kerk en haar leer.
  • Centralisatie: het streven van heersers om hun gebied vanuit één punt te besturen en in het hele grondgebied gelijke wetten en belastingen in te voeren. 
  •  Staatsvorming: het ontstaan van een groot gebied met één bestuur. 
  • Parlement: een vergadering van vertegenwoordigers van de drie standen (geestelijkheid, adel en burgerij) die advies uitbrengen aan de koning; ook wel ‘statenvergadering’ genoemd. 

  • Staten-Generaal: de hoogste vergadering van de afgevaardigden van de drie standen van alle gewesten in een land.

Slide 25 - Tekstslide