Thema 8 - dag 1 - De seizoenen

Hoe zeg je 'seizoen' in jouw taal?
1 / 28
volgende
Slide 1: Woordweb
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoe zeg je 'seizoen' in jouw taal?

Slide 1 - Woordweb

Waar zie je de nacht?

Slide 2 - Poll

Waar zie je de wortel?

Slide 3 - Poll

Waar zie je het onweer?

Slide 4 - Poll

Waar zie je de tak?

Slide 5 - Poll

Waar zie je de wind?

Slide 6 - Poll

de of het?

..... bos
A
de
B
het

Slide 7 - Quizvraag

de of het?

..... wind
A
de
B
het

Slide 8 - Quizvraag

de of het?

..... wolk
A
de
B
het

Slide 9 - Quizvraag

de of het?

..... tak
A
de
B
het

Slide 10 - Quizvraag

de of het?

..... onweer
A
de
B
het

Slide 11 - Quizvraag

de of het?

..... lentemaanden
A
de
B
het

Slide 12 - Quizvraag

de of het?

..... lente
A
de
B
het

Slide 13 - Quizvraag

de of het?

..... stam
A
de
B
het

Slide 14 - Quizvraag

de of het?

..... boom
A
de
B
het

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord hoor je?

Slide 16 - Open vraag

Welk woord hoor je?

Slide 17 - Open vraag

Welk woord hoor je?

Slide 18 - Open vraag

Welk woord hoor je?

Slide 19 - Open vraag

Welk woord hoor je?

Slide 20 - Open vraag

Welk woord hoor je?

Slide 21 - Open vraag

Vul in:
het onw..r
A
i
B
ee
C
aa
D
oo

Slide 22 - Quizvraag

Vul in:
de w.lk
A
o
B
u
C
a
D
e

Slide 23 - Quizvraag

Vul in:
de lentem..nden
A
aa
B
ee
C
oo
D
uu

Slide 24 - Quizvraag

Vul in:
het v..rjaar
A
aa
B
ee
C
oo
D
uu

Slide 25 - Quizvraag

Vul in:
de win.
A
t
B
dt
C
d
D
tt

Slide 26 - Quizvraag

Vul in:
de t.k
A
aa
B
a
C
o
D
e

Slide 27 - Quizvraag

het bos
de wolk
de dag
de wind
de stam
de wortel
de nacht
het voorjaar

Slide 28 - Sleepvraag