Ik ruim elke dag mijn kamer op, want ik hou niet van troep.
Als mijn vriendin verdrietig is, word ik dat ook en moet ik huilen.
Als er iemand jarig is, maak ik altijd een appeltaart. Die vindt iedereen lekker. Ik doe altijd wat ik afspreek.
Ik denk goed na over de dingen en ik ben niet snel tevreden.
Als ik een oefening moet maken, doe ik dat precies en zorgvuldig.