In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Thema 4 Voortplanting en seksualiteit
BS 4 Zwanger worden
Slide 1 - Tekstslide
Afspraken thema 4
Gebruik nette woorden (bv. kut = vagina en lul = penis)
Lach niet om elk 'vies' woordje of plaatje
Laat elkaar uitspreken en lach elkaar niet uit
Stel alleen serieuze vragen
Slide 2 - Tekstslide
Geslachtskenmerken: primair en secundair
Primaire geslachtskenmerken:
Aanwezig bij de geboorte:
- meisje: vulva (=schaamlippen, clitoris en
opening vagina)
- jongen: penis, balzak
Intersekse: als je aan de buitenkant niet kunt zien of het een jongetje of een meisje is (zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken)
Slide 3 - Tekstslide
Hormonen
Hormonen zorgen voor de werking van organen en worden gemaakt in hormoonklieren. Gaan via bloed.
Hormonen die door de geslachtsorganen worden aangemaakt, noem je geslachtshormonen.
Geslachtshormonen worden aangemaakt tijdens de puberteit
Slide 4 - Tekstslide
Je lichaam
verandert
De lichamelijke
veranderingen die in de
puberteit ontstaan zijn
secundaire
geslachtskenmerken
Slide 5 - Tekstslide
Teelballen en balzak
De teelballen produceren elke dag miljoenenzaadcellen.
De zaadcellen worden tijdelijk opgeslagen in de bijballen.
De teel- en bijballen liggen in de balzak. Hier is de temperatuur iets lager dan in de buikholte.
Onder invloed van de hypofyse (die hormonen maakt) produceren de teelballen zaadcellen
Tot op hoge leeftijd (ipv. bij vrouw die in de overgang komt)
Slide 6 - Tekstslide
De zaadleiders
* De zaadcellen worden via de zaadleiders naar de penis vervoerd.
* De prostaat en de zaadblaasjes voegen vocht toe aan de zaadcellen. Het vocht uit zaadblaasjes bevat ookvoedingsstoffen voor de zaadcellen.
* Vocht + zaadcellen = sperma.
Sperma is kleverig en melkwit van kleur.
* Bij de prostaat komen de zaadleiders uit in de urinebuis.
Slide 7 - Tekstslide
Vruchtbaarheid vrouw
Meisjes geboren met 400.000 onrijpe eicellen in eierstokken
Vanaf puberteit: hormonen uit hersenen zorgen ervoor dat elke maand 1 eicel vrijkomt
Dit noemen we de ovulatie of eisprong
Slide 8 - Tekstslide
Teelballen
Je ziet hier de balzak.
In deze huidplooi liggen de 2 teelballen (en 2 bijballen).
Teelballen maken zaadcellen Zaadcellen worden opgeslagen in de bijballen.
Slide 9 - Tekstslide
Baarmoeder en eierstokken
Onrijpe eicellen zijn al vanaf geboorte aanwezig. In puberteit: een keer per maand 1 rijpe eicel.
Slide 10 - Tekstslide
Ovulatie=eisprong: een eicel wordt rijp, een vrouw kan zwanger worden
eicel blijft na ovulatie 12-24 uur in leven
Slide 11 - Tekstslide
Nakijken:
BS 3 opdrachten: 1, 2, 3, 4, 6, 8.
Slide 12 - Tekstslide
BS 4 leerdoelen vandaag
Je kunt de kenmerken van zaadcellen en eicellen noemen.
Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij de mens verloopt.
Je kunt beschrijven hoe een zwangerschap verloopt.
Je kunt uitleggen wat prenataal onderzoek is en hiervan voorbeelden noemen.
Slide 13 - Tekstslide
Zwellichamen
In de penis bevinden zich zwellichamen.
Als deze zwellichamen zich vullen met bloed, krijgt de man een erectie. (een 'stijve')
Slide 14 - Tekstslide
Zwellichamen
in de clitoris
Net zoals bij de penis heeft de clitoris ook zwellichamen
Tijdens opgewonden toestand van de vrouw vullen deze zich met bloed
Slide 15 - Tekstslide
4.4 Zwanger worden
Bij geslachtsgemeenschap kan sperma in de vagina komen. De zaadcellen bewegen zich dan met behulp van hun zweepstaart in de richting van de baarmoeder en de eileiders.
De bevruchting van een eicel door een zaadcel gebeurt in een eileider.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Bevruchting
Bij bevruchting versmelt de kern van de zaadcel met de kern van de eicel.
Bij bevruchting dringt de kop van de zaadcel de eicel binnen.
De zweepstaart van de zaadcel blijft achter.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Delen na bevruchting
De bevruchte eicel gaat zich meteen een aantal keer delen.
Het klompje cellen dat zo ontstaat, wordt via de eileider vervoerd naar de baarmoeder.
Het klompje cellen zet zich vast in het slijmvlies van de baarmoeder. Dat heet innesteling.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Beginnende baby
Slide 23 - Tekstslide
Hoera! Zwanger
Als een bevruchte eicel zich heeft vastgehecht in de baarmoeder, wordt het baarmoederslijmvlies niet afgestoten en vindt er geen menstruatie plaats.
De vrouw is dan zwanger.
Tijdens de zwangerschap is een vrouw niet ongesteld.
Slide 24 - Tekstslide
Vanaf welke week in je zwangerschap wordt een embryo een foetus?
A
8
B
12
C
3
D
40
Slide 25 - Quizvraag
Wanneer is een jongen vruchtbaar?
A
Vanaf de eerste zaadlozing altijd.
B
De eerste week van de maand.
C
Wanneer hij ongesteld is.
D
Tijdens de eisprong.
Slide 26 - Quizvraag
Wanneer is een meisje vruchtbaar?
A
Altijd.
B
Als ze menstrueert (ongesteld is).
C
Rond de eisprong in de derde week van de cyclus.
D
Als ze is klaargekomen.
Slide 27 - Quizvraag
Wat is bevruchting?
A
Celkernen van eicel en zaadcel versmelten samen
B
Zaadcel komt in de eicel
C
Plant maakt een vrucht
D
Eicel komt in zaadcel
Slide 28 - Quizvraag
Leerdoel BS 4 (deel 2)
Je kunt uitleggen wat prenataal onderzoek is en hiervan voorbeelden noemen.
Slide 29 - Tekstslide
Ontwikkeling:
Het kind ontwikkelt zich in de baarmoeder.
De eerste weken noem je het een embryo.
Vanaf de achtste week na de bevruchting noem je het een foetus.
Na de geboorte noem je het een baby.
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
De eerste weken van de zwangerschap zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding van het embryo.
Daarna ontstaat de placenta of moederkoek.
Via de placenta krijgt het embryo voeding en zuurstof van de moeder.
Slide 32 - Tekstslide
Het embryo is door de navelstreng verbonden met de placenta.
In de navelstreng liggen bloedvaten. Via deze bloedvaten stroomt bloed van het embryo naar de placenta..
Slide 33 - Tekstslide
Zuurstof en voedingsstoffen gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van de embryo.
Afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder.
Slide 34 - Tekstslide
Om het embryo heen liggen vruchtvliezen. Binnen de vruchtvliezen bevindt zich vruchtwater, waarin het embryo drijft.
Het embryo wordt door het vruchtwater beschermd tegen stoten en uitdroging.
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Video
Prenataal onderzoek
Tijdens de zwangerschap kan worden onderzocht of de moeder een grotere kans heeft op een kind met een aangeboren afwijking of erfelijke ziekte. Dit is niet verplicht.
Dit noem je prenataal onderzoek.
Ook kan het geslacht van de baby worden bepaald.
Slide 37 - Tekstslide
Echografie
Als een vrouw ongeveer 10 weken zwanger is, wordt meestal een echo (echografie) gemaakt. Met behulp van geluidsgolven ontstaat en beeld van de foetus in de baarmoeder.
Aan de hand van deze echo kan de verloskundige bepalen hoe lang de vrouw precies zwanger is en wanneer het kind dus ongeveer geboren zal worden.
Slide 38 - Tekstslide
NIPT
NIPT
= Niet-invasieve prenatale test
Bloedtest (van de moeder)
Bevat DNA van de placenta, deze bevat DNA van de baby
Check chromosomen
nipt test: 11 weken
Slide 39 - Tekstslide
Na ongeveer 20 weken zwangerschap kan nogmaals een echo worden gemaakt. Bij deze 20-wekenecho wordt de foetus worden onderzocht op verschillende aangeboren afwijkingen aan het hart, de hersenen, de organen en de ledematen.