1.4 Hoe veranderden mensen Nederland
1 / 43
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
natuurlandschap of cultuurlandschap?
A
natuurlandschap
B
cultuurlandschap
Slide 2 - Quizvraag
Natuurlandschap of cultuurlandschap
A
natuurlandschap
B
cultuurlandschap
Slide 3 - Quizvraag
Natuurlandschap of cultuurlandschap
A
natuurlandschap
B
cultuurlandschap
Slide 4 - Quizvraag
Natuurlandschap op cultuurlandschap?
A
natuurlandschap
B
cultuurlandschap
Slide 5 - Quizvraag
natuurlandschap of cultuurlandschap?
A
natuurlandschap
B
cultuurlandschap
Slide 6 - Quizvraag
natuurlandschap of cultuurlandschap?
A
natuurlandschap
B
cultuurlandschap
Slide 7 - Quizvraag
Een dorp is een voorbeeld van:
A
Cultuurlandschap
B
Natuurlandschap
Slide 8 - Quizvraag
Welk woord hoort er niet bij?
A
ingericht landschap
B
cultuurlandschap
C
sociale geografie
D
landschapszone
Slide 9 - Quizvraag
Welk rijtje past het beste bij Hoog Nederland?
A
stuwwallen – terpen – polders – bossen
B
terpen – dijken – heide – polders
C
heide – bossen – dijken – gemaal
D
zwerfstenen – bossen – stuwwallen – heide
Slide 10 - Quizvraag
Dit is niet door mensen gemaakt
A
Terpen
B
Dijken
C
Dammen
D
Duinen
Slide 11 - Quizvraag
Welk landschap zag je?
timer
0:20
A
Rivierkleilandschap
B
Zeekleilanschap
C
Zandlandschap
D
Veenlandschap
Slide 12 - Quizvraag
Rivierkleilandschap ligt in
Hoog-Nederland.
Hoog-Nederland.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Welk landschap zie je op de foto?
A
Löslandschap
B
Laagveenlandschap
C
Hoogveenlandschap
D
Rivierkleilandschap
Slide 14 - Quizvraag
De duinen bestaan vooral uit ... ?
A
Klei
B
Veen
C
Zand
D
Löss
Slide 15 - Quizvraag
Veen is een dikke laag klei
A
Goed
B
Fout
Slide 16 - Quizvraag
Veen ligt niet opgebouwd uit gesteente resten
A
Goed
B
Fout
Slide 17 - Quizvraag
Bekijk de legenda van het plaatje.
A
A= zeeklei, B= rivierklei, C= veen, D= zand
B
A= zeeklei, B= veen, C= rivierklei, D= zand
C
A= veen, B= rivierklei, C= zeeklei , D= zand
D
A= zand, B= rivierklei, C= veen, D= zeeklei
Slide 18 - Quizvraag
Wat is turf?
A
Verbrande klei
B
Verbrande löss
C
Verbrande veen
D
Verbrand zand
Slide 19 - Quizvraag
In Hoog Nederland vind je vooral
A
klei
B
veen
C
zand
D
loss
Slide 20 - Quizvraag
Hout, veen en steenkool zijn alledrie voorbeelden van delfstoffen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quizvraag
Waaruit bestaat de grondsoort veen?
A
Steenkool natuurlijk!
B
Een mengsel van klei en zand
C
Planktonresten
D
Plantenresten
Slide 22 - Quizvraag
Wat betekend NAP?
A
Nieuw Amsterdams Polder
B
Nieuw Amsterdams peil.
C
Normaal Amsterdams Polder.
D
Normaal Amsterdams Peil.
Slide 23 - Quizvraag
Een polder heeft veel sloten:
A
Om het water in de polder te laten lopen
B
Om het water uit de polder te laten lopen
Slide 24 - Quizvraag
A
de dijk
B
het water
C
de rivier
D
de polder
Slide 25 - Quizvraag
Hoe noemen we deze polder?
A
Zeepolder
B
Droogmakerij
Slide 26 - Quizvraag
Wat is een juiste uitspraak over een droogmakerij?
A
Een droogmakerij was vroeger water.
B
Een droogmakerij is een ander woord voor polder.
C
Een polder was eerst een droogmakerij.
Slide 27 - Quizvraag
wat is een ringvaart?
A
is een kanaal rondom een polder
B
een zwembad
C
een vaart met een ring
D
is een polder rondom het kanaal
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een polder?
A
Een stuk land omringd door dijken waarbinnen de waterstand geregeld wordt
B
Een polder is een lager gelegen gebied in hoog Nederland
C
Een polder is een stuk 'wad' in zee die soms droog komt te liggen bij eb
D
Een polder is een hoger gelegen land dan de omgeving
Slide 29 - Quizvraag
Een stuk land waar een dijk omheen is gebouwd en waar het water wordt weggepompt, heet een …
A
droogmakerij
B
polder
C
natuurlandschap
D
uiterwaarde
Slide 30 - Quizvraag
j
Wat is een werking van een polder?
A
Het is een kanaal om het land.
B
Een waar bossen worden aan geplant.
C
Een stuk land waar de waterstand kunstmatig wordt geregeld.
D
De koeien helpen mee met de werking.
Slide 31 - Quizvraag
Wat is een polder?
A
Een laag, nat gebied met dijken eromheen
B
Een vierkant gebied met water erdoorheen
C
Een stuk gras waar koeien grazen
Slide 32 - Quizvraag
Wat is een juiste uitspraak over een droogmakerij?
A
Een droogmakerij was vroeger water.
B
Een droogmakerij is een ander woord voor polder.
C
Een polder was eerst een droogmakerij.
Slide 33 - Quizvraag
Flevoland is een voorbeeld van een droogmakerij.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 34 - Quizvraag
Hoe noemen we deze polder?
A
Zeepolder
B
Droogmakerij
Slide 35 - Quizvraag
Polders ontstaan door droogmakerij.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 36 - Quizvraag
De Beemster was eerst land en nu een droogmakerij
A
juist
B
niet juist
Slide 37 - Quizvraag
Een stuk land waar een dijk omheen is gebouwd en waar het water wordt weggepompt, heet een …
A
droogmakerij
B
polder
C
natuurlandschap
D
uiterwaarde
Slide 38 - Quizvraag
Dit hoort niet bij de Zuiderzeewerken.
A
Wieringermeer
B
Afsluitdijk
C
Haringvlietdam
D
Flevoland
Slide 39 - Quizvraag
De stormvloedkering is een onderdeel van het Deltaplan
A
juist
B
onjuist
Slide 40 - Quizvraag
Wat werd er bedacht zodat er geen watersnoodramp meer plaats zou vinden?
A
Duinen
B
Bruggen
C
Meer dijken
D
Het Deltaplan
Slide 41 - Quizvraag
Worden bij het deltaplan de dijken verhoogd of dammen in de zeegaten geplaatst?
A
dijken verhoogd
B
dammen in de zeearmen geplaatst
C
geen van beide
D
beide
Slide 42 - Quizvraag
1. Het Deltaplan gaat alleen over het maken van dammen in Zeeland.
2. Grondgebruik en bodemgebruik is hetzelfde.
2. Grondgebruik en bodemgebruik is hetzelfde.
A
Beide zinnen zijn goed
B
Beide zinnen fout
C
Zin 1 is goed, zin 2 is fout
D
Zin 1 is fout, zin 2 is goed
