In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
¡HOLA! ¿QUÉ TAL?
Slide 1 - Tekstslide
Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...
1. ... repito los interrogativos herhaal ik de vraagwoorden
2. ... repito la hora herhaal ik de kloktijden
3. ... aprendo a describir mi día leer ik mijn dag te beschrijven
Slide 2 - Tekstslide
¿... es ella? Es mi hermana María.
A
Cómo
B
Quién
C
Dónde
D
Qué
Slide 3 - Quizvraag
¿... eres? Soy de Groningen.
A
Dónde
B
Cómo
C
Cuándo
D
De dónde
Slide 4 - Quizvraag
¿... asignaturas tienes?
A
Cuántas
B
Cuánta
C
Cuántos
D
Cuánto
Slide 5 - Quizvraag
Geef in een hele zin antwoord op de vraag: ¿Cuándo tienes inglés? Je kunt op meerdere manieren antwoorden.
Slide 6 - Open vraag
Geef in een hele zin antwoord op de vraag: ¿Qué hora es?
Slide 7 - Open vraag
¡A practicar!
Oefen de kloktijden met het stencil.
Slide 8 - Tekstslide
¿Cómo es el día de Isabel?
LE p. 65 ej. 7a
Vul de ontbrekende gegevens in.
Slide 9 - Tekstslide
Mi día Mijn dag
Ga naar je LE p. 68
Beschrijf in 6 zinnen hoe jouw dagindeling eruitziet.
Gebruik daarbij de kloktijden en de tijdsaanduidingen die je hebt geleerd (LT p. 102/103 punto 3).
Slide 10 - Tekstslide
Deberes Huiswerk
- haced: LE p. 68
- estudiad: Gramática LT p. 102/103 punto 3/4
Slide 11 - Tekstslide
¡Hasta luego!
Slide 12 - Tekstslide
¡HOLA! ¿QUÉ TAL?
Slide 13 - Tekstslide
Startopdracht
LT p. 99 ej. 6
Bedenk 2 vragen met cuánto/cuánta/cuántos/cuántas voor je compañero/-a. Hij/zij geeft antwoord op je vragen in hele zinnen en vervolgens wisselen jullie van beurt.
timer
5:00
Slide 14 - Tekstslide
Objetivos
En esta clase...
1. ... repito los verbos "ser" y "estar" herhaal ik de werkwoorden "ser" en "estar"
2. ... aprendo situaciones en las que uso estos verbos leer ik situaties waarin ik deze werkwoorden gebruik
Slide 15 - Tekstslide
Pero primero... Maar eerst...
Toets Unidad 7+8 Dinsdag 7 februari
Leren:
Woordjes/zinnetjes LT p. 201 t/m 205 sp-nl en nl-sp
Grammatica LT p. 171 t/m 174 (behalve punt 29, 30, 35)
Getallen 0-100
Aantekeningen
Slide 16 - Tekstslide
Repaso ser/estar Herhaling
¿Cuándo tienes que usar 'ser'? Wanneer moet je "ser" gebruiken?
¿Y cuándo 'estar'? En wanneer "estar"?
¿Cómo es la conjugación? Hoe is de vervoeging?
Slide 17 - Tekstslide
Ser Estar
yo soy estoy
tú eres estás
él, ella, usted es está
nosotros/-as somos estamos
vosotros/-as sois estáis
ellos, ellas, ustedes son están
Slide 18 - Tekstslide
¿Ser o estar?
Ser:
- tijd
- identiteit
- blijvende eigenschappen
Estar:
- plaats
- gevoel/stemming/emotie
- veranderende eigenschappen
Slide 19 - Tekstslide
SER + BLIJVENDE EIGENSCHAPPEN
Sanne es una chica tranquila. Sanne is een rustig meisje.
Thijs esbueno en Historia. Thijs is goed in geschiedenis.
Oscar y Aitor sonsimpáticos. Oscar en Aitor zijn aardig.
Slide 20 - Tekstslide
ESTAR + TIJDELIJKE EIGENSCHAPPEN
Ids está nervioso. Ids is nerveus.
Lotte está contenta.
Lotte is tevreden.
Los alumnos están cansados.
De leerlingen zijn moe.
Let op de uitgang van het bijvoeglijk naamwoord!
Slide 21 - Tekstslide
Deberes Huiswerk
- haced y corregid: LT p. 98 ej. 4 + LE p. 64-65 ejs 3,4.