In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 10 min
Onderdelen in deze les
oefentoets 2.1 en 2.2
Oude Grieken
Slide 1 - Tekstslide
Welk bestuur had de stad Athene?
A
Keizer
B
Democratie
C
Adel
D
Koning
Slide 2 - Quizvraag
Wat betekent democratie?
A
Een koning regeert
B
Het volk regeert
C
Een tiran regeert
D
Een kleine groep rijken regeert
Slide 3 - Quizvraag
I. Athene lag in Griekenland, Sparta niet. II. Athene was een stadstaat, Sparta niet.
A
stelling I is juist,
stelling II is onjuist.
B
stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C
Stelling I en II zijn allebei juist
D
Stelling I en II zijn allebei onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Wie mochten meebeslissen in de Atheense democratie?
A
slaven
B
vreemdelingen
C
vrouwen
D
mannen
Slide 5 - Quizvraag
De naam van de persoon die het meest genoemd werd tijdens het schervengericht.....
A
Moest voor tien jaar in de gevangenis
B
Werd meteen vermoord
C
Werd voor tien jaar verbannen uit Athene
D
Mocht nooit meer in Athene komen
Slide 6 - Quizvraag
Waarom hebben we het over 'de Griekse wereld' en niet over 'Griekenland' als we het over de Griekse oudheid hebben?
A
Niet iedereen in de Griekse wereld was Grieks
B
De Griekse wereld was in de oudheid niet één land
C
De Griekse wereld toen was groter dan Griekenland nu
D
Niet iedereen in de Griekse wereld sprak toen Grieks
Slide 7 - Quizvraag
Voelden de Grieken zich meer verbonden met Griekenland of een stadstaat?
A
Griekenland
B
Stadsstaat
Slide 8 - Quizvraag
Een polis is ...
A
Een stadstaat
B
Een Grieks dorp
C
Een stadstaat met het omliggende platteland
D
Glashelder.
Slide 9 - Quizvraag
De oude Grieken woonden in stadsstaten. Welke zin over de Griekse stadsstaat is niet juist?
A
Een stadsstaat is een stad met omliggend gebied.
B
Een stadsstaat was de belangrijkste stad in een staat.
C
Grieken noemden een
stadsstaat een polis.
D
Iedere stadsstaat had zijn eigen wetten.
Slide 10 - Quizvraag
Lees de bron. (klik op de bron om in te zoomen) Welk gevolg had de beslissing van Cleisthenes?
A
In Athene werd een tirannie ingesteld.
B
De macht ging van de adel over naar de burgers.
C
De burgers werden afhankelijk van de aristocraten.
D
Alle mannen vanaf achttien jaar kregen stemrecht.
Slide 11 - Quizvraag
Geef van de volgende stelling aan of ze goed of fout zijn. Kies het juiste antwoord. I Alexander de Grote maakte een einde aan de democratie in Athene. II De verspreiding van de Griekse cultuur over het in het buitenland is een gevolg van de overwinningen van Alexander de Grote.
A
Beide zijn goed.
B
I is fout en II is goed
C
I is goed en II is fout
D
Beide zijn fout
Slide 12 - Quizvraag
Welke bestuursvorm hoort bij welk plaatje?
Democratie
Aristocratie
Monarchie
Tirannie
Slide 13 - Sleepvraag
Hoe heet de bestuursvorm in het oude Griekenland waarbij een koning de macht heeft?