Herhaling Bloedsomloop en Nieren. Uitleg Bs5 Immuunsysteem

Welkom!
  • Terugblik:  herhaling via LessonUp - zet je laptop vast aan!
  • Introductie immuunsysteem. 
  • Filmpje + kijkvragen.
  • Afsluiten en huiswerk
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom!
  • Terugblik:  herhaling via LessonUp - zet je laptop vast aan!
  • Introductie immuunsysteem. 
  • Filmpje + kijkvragen.
  • Afsluiten en huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Thema 3: De bloedsomloop
Wat weet je nog van....

Slide 2 - Tekstslide

zuurstof arm 
kleine bloedsomloop
zuurstof rijk
grote bloedsomloop
zuurstof rijk
kleine bloedsomoop
zuurstof arm
grote bloedsomloop

Slide 3 - Sleepvraag

Linkerboezem
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerkamer
Aorta
Onderste holle ader
Bovenste holle ader
Longslagader
Longader

Slide 4 - Sleepvraag

De enige slagader met weinig zuurstof is de:
A
Halsslagader
B
Longslagader
C
Aorta
D
Nierslagader

Slide 5 - Quizvraag


Hoe loopt de kleine bloedsomloop
(heel kort)?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart

Slide 6 - Quizvraag

Het hart krijgt zelf zuurstofrijkbloed dankzij de:
A
Longader
B
Kransslagader
C
Kransader
D
Aorta

Slide 7 - Quizvraag

Wat doen je hartkleppen?
A
Zorgen dat bloed niet van boezems naar kamers kan stromen
B
Zorgen dat bloed niet van kamers naar boezems kan stromen
C
Zorgen dat bloed niet van kamers naar bloedvaten kan stromen
D
Zorgen dat bloed niet van bloedvaten naar kamers kan stromen

Slide 8 - Quizvraag

Door de ....................... stroomt het bloed weg van het hart


In de ....................... worden voedingsstoffen afgegeven


Vervolgens stroomt het bloed via ....................... terug naar het hart
Haarvaten
Aders
Slagaders

Slide 9 - Sleepvraag

De aorta is een voorbeeld van een:
A
Haarvat
B
Ader
C
Slagader
D
Haarader

Slide 10 - Quizvraag

Welke bloedvaten hebben de meest gespierde wand?
A
Haarvaten
B
Slagaders
C
Aders
D
Allemaal gelijk

Slide 11 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
A
A heeft de laagste bloeddruk
B
B heeft de laagste bloeddruk
C
C heeft de laagste bloeddruk
D
B heeft de hoogste bloeddruk

Slide 12 - Quizvraag

Welk deel van het lichaam voorziet de rechter harthelft van bloed?
A
Het lichaam
B
De longen
C
De aorta
D
Het hoofd

Slide 13 - Quizvraag

De aorta komt van
A
de rechterkamer
B
de linkerkamer
C
de rechterboezem
D
de linkerboezem

Slide 14 - Quizvraag

Uitscheiding van afvalstoffen


Waarom plassen we?

Herhalen vorige les

Slide 15 - Tekstslide

De plek
Waarom is een stomp tegen 
je rug in het midden naast je
ruggengraad gevaarlijk?

Slide 16 - Tekstslide

Opbouw nier 
in detail

Slide 17 - Tekstslide

Sleep de juiste namen naar het bijbehorende orgaan
urineleider
blaas
nier

Slide 18 - Sleepvraag

Weinig drinken kan leiden tot nier-
kristallen.
Kleine kristallen kunnen leiden tot
bloedingen. Leg uit.

Slide 19 - Open vraag


Waarom komt blaasontsteking vaker voor bij meisjes?
A
kortere urinebuis
B
afvegen naar voren kunnen bacteriën mee
C
antwoord a en b zijn beiden onjuist
D
antwoord a en b zijn beide juist

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de stelregel bij het
benoemen van bloedvaten?
A
Of het naar het hart of van het hart komt
B
Of het zuurstofrijk is of niet
C
Hoe snel het bloed stoomt
D
Of het blauw of rood kleurt

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de naam van bloed-
vat 20?
A
Aorta
B
Holle ader
C
Longslagader
D
Poortader

Slide 22 - Quizvraag

hoe heet een bloedvat met de volgende kenmerken:
zuurstofrijk, naar het hart toe

Slide 23 - Open vraag

3.4

Slide 24 - Tekstslide

wist je dat?...
ruim 12% van de nederlanders (2 miljoen) Heeft chronische nierklachten!

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

basisstof 7 Het immuunsysteem
Ziekteverwekkers, zoals bacteriën en virussen, 
komen niet zo gemakkelijk je lichaam binnen. 
Lukt het ze toch, dan maken witte bloedcellen 
de ziekteverwekkers onschadelijk.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Welke van onderstaande is GEEN barrière van je lichaam om ziekteverwekkers buiten te houden
A
huid
B
zuur in de maag
C
witte bloedcellen
D
slijmvlies

Slide 29 - Quizvraag

Lichaamsvreemde stoffen
A
stoffen waarvoor je immuun bent
B
stoffen die niet in je lichaam thuishoren
C
stoffen waarvan je altijd doodziek wordt
D
stoffen die bij je lichaam horen

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Wat zijn antigenen?
A
Stoffen om binnendringers aan te vallen
B
Stoffen om een cel in je lichaam te herkennen

Slide 32 - Quizvraag

1

Slide 33 - Video

00:41
Beschrijf in eigen woorden wat antigenen zijn.

Slide 34 - Open vraag

Witte bloedcellen
A
vervoeren zuurstof
B
zorgen voor stolling
C
bevatten hemoglobine
D
bestrijden ziekteverwekkers

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Zet de plaatjes onder de goede tekst.
De ziekteverwekker dringt het lichaam binnen.
Bepaalde witte bloedcellen produceren antistoffen.
De antistoffen hechten zich aan de lichaamsvreemde stof op het oppervlak van de ziekteverwekker.
De ziekteverwekker is met antistoffen bedekt en daardoor onschadelijk gemaakt.

Slide 37 - Sleepvraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Tekstslide

Aan de slag:

Thema 3 De bloedsomloop

Maken opdrachten van Basisstof 4 en Basisstof 5

Slide 41 - Tekstslide