9. Aanwijzend voornaamwoord (avw): wijst een mens, dier of ding aan
deze, die*, dat*, dit, zulk(e), zo'n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde
> staan vaak vóór een zelfstandig naamwoord: die schoenen.
> soms kun je het zelfstandig naamwoord erachter denken: Ik kreeg een horloge voor mijn verjaardag en ik vond dat een mooi cadeau.
> kan ook terugwijzen naar een hele zin. Hij praat door mij heen. Ik vind dat erg storend.
* die en dat zijn alleen avw als ze vervangen kunnen worden door deze en dit
! daar, daarheen, daarover, daarlangs zijn géén avw! (geven plaats/richting aan)