Zwakke Werkwoorden + stam -M -N oefenen

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

De stam van een werkwoord in het Duits is ...?

1. de ik-vorm (ich)
2. het hele werkwoord
3. het hele werkwoord min -n
4. het hele werkwoord min -en

Bij welke vormen moet je bij werkwoorden op m/n opletten?

1. ich, du, er/sie/es/man
2. du, er/sie/es/man
3. du, er/sie/es/man, ihr
4. ich, du, ihr

Naast de stam die eindigd op m/n moet nog iets van toepassing zijn:

Als de stam eindigt op m/n + medeklinker doe je dus:

Welke uitgang komt er achter de stam bij 'du' (öffnen)

Welke uitgang komt er achter de stam bij 'Sie' (u) (atmen)

Welke uitgang komt er achter de stam bij 'Peter' (rechnen)

Welke uitgang komt er achter de stam bij 'ihr' (zeichnen)

Ich ...... alles zusammen. (rechnen)

1. reche
2. rechne
3. rechnene
4. rechene

....... es am Sonntag? (regnen)

1. regenet
2. Regnt
3. Regnet
4. regnet

Wie ...... man unter Wasser? (atmen)

1. atemet
2. atmt
3. atmest
4. atmet

Wir haben gestern ...... (zeichnen)

1. zeichen
2. gezeichnet
3. gezeicht
4. zeichnen

Peter ...... jeden Samstag die Tür. (öffnen)

1. geöffent
2. öffent
3. geöffnet
4. öffnet

Hat es an Ostern bei euch ....... ? (regnen)

1. regnet
2. regent
3. geregnet
4. geregent

Vertaal:
Waar regent het?

Vertaal:
Jullie rekenen goed!