proeftoets augustinus

Welke woorden passen het beste bij de jeugd van Augustinus?
A
Gelovige moeder, voorbeeldig kind, ongelovige vader
B
Gelovige moeder, losbandige vader, Thagaste
C
Thagaste, gelovige vader, ongelovige moeder
D
Thagaste, Algarije, voorbeeldig kind
1 / 30
volgende
Slide 1: Quizvraag
GodsdienstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welke woorden passen het beste bij de jeugd van Augustinus?
A
Gelovige moeder, voorbeeldig kind, ongelovige vader
B
Gelovige moeder, losbandige vader, Thagaste
C
Thagaste, gelovige vader, ongelovige moeder
D
Thagaste, Algarije, voorbeeldig kind

Slide 1 - Quizvraag

Welke studie volgt Augustinus?
A
Rechten
B
Geneeskunde
C
Retorica
D
Hij volgt geen studie

Slide 2 - Quizvraag

Welke uitspraak past bij Augustinus zijn jeugd?
A
Ik kon er niets aan doen, dat ging vanzelf
B
Het spijt me heel erg, ik zat fout
C
Ik zoen alleen met een meisje waar ik een vaste relatie mee heb
D
‘Ambrosius is mijn grootste tegenstander’.

Slide 3 - Quizvraag

Augustinus gebruikte zijn retorica..

(welke zin is het beste)
A
om zijn moeder te verdedigen tegenover zijn vader
B
eerst goed, maar later fout
C
eerst voor zondige excuses , maar later als apologeet
D
in dienst van Gods koninkrijk

Slide 4 - Quizvraag

Dat Monica 7 maal 70 maal wilde vergeven leverde op:
A
Dat Augustinus een veilig thuis kreeg
B
Dat andere vrouwen niet geslagen werden
C
Dat Patricius minder ging drinken
D
Dat Patricius bleef zondigen

Slide 5 - Quizvraag



Bij welke stroming komt Augustinus terecht?
A
Mormonen
B
Maniesten
C
Manicheeërs
D
Manignosis

Slide 6 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de Manicheeërs?
A
Vegetariër zijn
B
Zuiver leven
C
echtscheiding en alleen leven voor de kerk
D
het licht helpen

Slide 7 - Quizvraag

Welke plaatsen horen bij Augustinus?
A
Rome, Milaan en Berlijn
B
Rome, Berlijn en Madrid
C
Rome, Milaan en Thagaste
D
Berlijn, Rome en Thagaste

Slide 8 - Quizvraag

Welke personen hebben grote invloed gehad op het leven van Augustinus?
A
Monica en Ambrosius
B
Monica en Athanasius
C
Adeodatus en Athanasius
D
Athanasius en Paus Gregorius

Slide 9 - Quizvraag

Hoe komt Augustinus bij Ambrosius terecht?
A
Hij is onder de indruk dat Ambrosius de keizer terecht wees en zoekt hem daarom op.
B
Hij is lid van de kerk waar Ambrosius preekt
C
Hij wil naar Ambrosius luisteren, omdat hij zo een goede redenaar is
D
Ambrosius zoekt Augustinus op, omdat hij zo een goede professor in de retorica is.

Slide 10 - Quizvraag

Welke stelling past het beste bij de Donatisten?
A
De kerk is een plek waar iedereen welkom is.
B
Het licht wordt gevangen gehouden door de duisternis.
C
Het geestelijk leven van de kerkleden bepaalt de waarde van de kerk.
D
De heiligheid van de doop hangt niet af van degene die je doopt.

Slide 11 - Quizvraag

Waarom heeft Augustinus zo’n moeite met de Donatisten?
A
De oprichter maakte vaak ruzie met hem.
B
In hun leer miste hij de genade.
C
In hun leer lag de nadruk te veel op de genade.
D
Ze geloofden niet in Jezus als zoon van God.

Slide 12 - Quizvraag

Wie was Pelagius?
A
Een Engelse monnik
B
De vader van Augustinus
C
De vader van Joseph Mormon
D
Een geestelijke uit Duitsland

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin past niet bij Pelagius?
A
Hij leidt zijn leven zo veel mogelijk naar Gods regels.
B
In 400 werkt hij in Rome.
C
Hij ergert zich aan de levensstijl van mensen om zich heen.
D
Augustinus is zijn medestander.

Slide 14 - Quizvraag

Erfschuld en erfzonde is onzin.
Bij wie hoort deze zin?
A
Augustinus
B
Pelagius
C
Donatus
D
Ambrosius

Slide 15 - Quizvraag

Belijdenissen

Bij wie past dit woord het beste?
A
Augustinus
B
Pelagius
C
Donatus
D
Ambrosius

Slide 16 - Quizvraag

De civitate Dei

Bij wie hoort deze zin?
A
Augustinus
B
Pelagius
C
Donatus
D
Ambrosius

Slide 17 - Quizvraag

De mens kiest zelf zijn gedrag en tussen goed en fout

Bij wie hoort deze stelling?
A
Augustinus
B
Pelagius
C
Donatus
D
Ambrosius

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord is afwijkend qua theologie en hoort niet bij Augustinus?
A
Genade
B
Redding
C
Vrije wil
D
Zondig geboren

Slide 19 - Quizvraag

Welke Bijbeltekst leidt tot Augustinus bekering?
A
Romeinen 14: 13 en 14
B
Romeinen 14: 14
C
Romeinen 13:13 en 14
D
Romeinen 13: 13

Slide 20 - Quizvraag

Hoe kom ik van mijn kwaad af? Welk woord heeft niet met Augustinus zoektocht naar antwoorden te maken?
A
Vegetariër
B
Manicheeërs
C
Neo-platonisten
D
Rome

Slide 21 - Quizvraag

Augustinus hoort onder een boom de woorden "neem en lees"": waar leidt dit toe..
A
Dat hij wanhopig wordt, omdat hij niet in staat is tot het goede
B
Dat hij een warme jas aantrekt
C
dat hij jaloers wordt op simpelere mensen die wel hun leven aan God wijden.
D
dat hij voortaan tegen de zonde vecht in de kracht van Jezus

Slide 22 - Quizvraag

Volgens Augustinus is jouw bekering het gevolg van
A
Genade van God
B
Jouw keuze voor God
C
Sterke evangelisatie
D
het gevolg van je doop

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het boek Belijdenissen niet?
A
Een biografie
B
een apologetisch werk
C
een lofprijzing op God
D
een autobiografie

Slide 24 - Quizvraag

Hoe kijkt Augustinus naar de verspreiding van de Joden
A
Dat is het straf, omdat ze Jezus gekruisigd hebben.
B
Dat komt niet door de zonde, maar alleen door politieke acties van de Romeinen
C
Dat is een manier van God om hen te bekeren
D
Dat komt omdat ze getuigen moeten zijn van God

Slide 25 - Quizvraag

De Civitate Dei is geschreven naar aanleiding van
A
De val van Jeruzalem
B
De val van Rome
C
De val van Constantinopel
D
Dat er geen stad van God is

Slide 26 - Quizvraag

De stad van God is:
(Kies de beste zin)
A
Jeruzalem
B
Niet op aarde
C
volmaakt
D
Hier en nu gedeeltelijk zichtbaar en later volmaakt

Slide 27 - Quizvraag

Welke Bijbeltekst leidde tot Augustinus ommekeer: noem het Bijbelboek, hoofdstuk en vers en een korte samenvatting)

Slide 28 - Open vraag

vraag op de volgende bladzijde Dit is romeinen 5: 10-17
2Door één mens, Adam, kwam de zonde in de wereld. En door de zonde kwam de dood in de wereld. En omdat alle mensen na Adam verkeerde dingen deden, kwam de dood voor iedereen.
13-14In de tijd tussen Adam en Mozes was de Joodse wet er nog niet. De mensen konden dus nog niet veroordeeld worden door de wet. Adam deed wat God hem had verboden, de mensen na Adam deden verkeerde dingen uit zichzelf. En alle mensen moesten sterven, want de dood had macht over iedereen.
Maar tegenover Adam staat een ander mens: Jezus Christus. 15-16De zonde van Adam had grote gevolgen: voor alle mensen kwam de dood. De straf voor Adam werd dus de straf voor alle mensen. Maar er is iets gebeurd dat belangrijker is. God heeft ons een groot geschenk gegeven: Jezus Christus. Door die ene mens is God goed voor alle mensen. Dankzij Jezus Christus ziet God ons als goede mensen, ook al hebben we veel fouten gemaakt. Ons leven wordt niet meer bepaald door de zonde van Adam, maar door Gods grote geschenk.
Door Christus krijgen we eeuwig leven
17Vanwege de zonde van één mens, Adam, kreeg de dood macht over alle mensen. Maar dankzij één mens, Jezus Christus, zullen wij allemaal eeuwig leven,

Slide 29 - Tekstslide

Leg aan de hand van Romeinen 5 uit of er erfzonde is of een vrije wil.

Slide 30 - Open vraag