Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
V4 7.10. vergleichen, Lesen
Will
kom
men!
1 / 37
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
In deze les zitten
37 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Will
kom
men!
Slide 1 - Tekstslide
Programm Montag 7.10.
Sterke werkwoorden
Vergleichen
Lesen
Slide 2 - Tekstslide
Proefwerk ma 21-10
Kapitel 1 grammatica 1 bz. 56+57
(sterke werkwoorden t.t. (e+a in stam)
voltooid deelwoord uit lijst)
leesvaardigheid (zonder woordenboek!)
Slide 3 - Tekstslide
Sterke werkwoorden
Slide 4 - Tekstslide
Hausaufgabe
So viele Verben wie möglich aufschreiben
Slide 5 - Tekstslide
werkwoorden met e in stam
Slide 6 - Tekstslide
Bij welke drie werkwoorden moet je extra opletten?
Slide 7 - Open vraag
Sterke werkwoorden met e in stam t.t.
helfen
sehen
geben
nehmen
treten
ich
helf - e
seh - e
geb - e
nehm - e
tret - e
du
h
i
lf - st
s
ie
h - st
g
i
b- st
n
imm
- st
tr
itt
- st
er/sie/es
h
i
lf - t
s
ie
h - t
g
i
b - t
n
imm
- t
tr
itt
- t
wir
helf - en
seh - en
geb - en
nehm - en
tret - en
ihr
helf - t
seh - t
geb - t
nehm - t
tret - et
sie/Sie
helf - en
seh - en
geb - en
nehm - en
ret - en
geholfen
gesehen
gegeben
genommen
getreten
Slide 8 - Tekstslide
Bij welke drie sterke werkwoorden met e in de stam verandert de stam niet?
Slide 9 - Open vraag
Uitzonderingen
gehen
> du gehst / er geht
stehen
> du stehst / er steht
bewegen
> du bewegst / er bewegt
krijgen GEEN e/i Wechsel.
Slide 10 - Tekstslide
sterke werkwoorden
met
a
in stam
Slide 11 - Tekstslide
Wat gebeurt er bij sterke werkwoorden met a in de stam?
Slide 12 - Open vraag
Sterke werkwoorden met a in stam t.t.
fallen
lassen
ich
fall - e
lass - e
du
f
ä
ll - st
l
ä
ss - st
er/sie/es/man
f
ä
ll - t
l
ä
ss - t
wir
fall - en
lass - en
ihr
fall - t
lass - t
sie/Sie
fall - en
lass - en
gefallen
gelassen
Slide 13 - Tekstslide
fahren
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
fahre
fährst
fahrt
fahren
fährt
fahren
fahrst
fähre
fähren
Slide 14 - Sleepvraag
Bij welke 2 woorden verandert de klinker in de stam ook in een Umlaut?
Slide 15 - Open vraag
Sterke werkwoorden met a in stam t.t.
fallen
lassen
halten
laufen
stoßen
ich
fall - e
lass - e
halt - e
lauf - e
stoß - e
du
f
ä
ll - st
l
ä
ss - t
h
ä
lt- st
l
ä
uf - st
st
ö
ß - t
er/sie/es
f
ä
ll - t
l
ä
ss - t
h
ä
lt
l
ä
uf - t
st
ö
ß - t
wir
fall - en
lass - en
halt - en
lauf - en
stoß - en
ihr
fall - t
lass - t
halt - t
lauf - t
stoß - t
sie/Sie
fall - en
lass - en
halt- en
lauf- en
stoß - en
gefallen
gelassen
gehalten
gelaufen
gestoßen
Slide 16 - Tekstslide
Steigerung
Slide 17 - Tekstslide
De overtreffende trap (=
Steigerungsformen
)
Slide 18 - Tekstslide
Trappen van vergelijkging
klein - klein
er
- am klein
st
en
neu - neu
er
- am neu
e
st
en
wild - wild
er
- am wild
e
st
en
Slide 19 - Tekstslide
Der linke Hund ist kleiner.
Slide 20 - Tekstslide
Obelix ist langsamer.
Slide 21 - Tekstslide
Der rechte Mann ist der reichste Mann.
Der rechte Mann ist am reichsten.
Slide 22 - Tekstslide
Viele einsilbige Adjektive
stark stärker stärkst-
arm ärmer ärmst-
groß größer größt-
kurz kürzer kürzest-
dumm dümmer dümmst-
alt älter ältest-
kalt kälter kältest-
Slide 23 - Tekstslide
het grootst
am
+
overtreffende trap
+
e
n
am
schnellst
en
am
größt
en
am
schönst
en
Slide 24 - Tekstslide
Das Mädchen ist
am
kleinsten.
Slide 25 - Tekstslide
J Joe ist ...... ........... (klein)
Slide 26 - Open vraag
Donald oder Dagobert?
Wer hat mehr Geld? (is rijker)
Antwoord in een hele zin!
Slide 27 - Open vraag
Donald oder Dagobert?
Wer ist am reichsten?
Antwoord in een hele zin!
Slide 28 - Open vraag
Vergleichen
Er
ist größer
als
ich.
Er ist
gleich groß
wie
ich.
Er ist
nicht so groß
wie
ich.
Slide 29 - Tekstslide
Vergleichungswörter (vergelijkingswoorden)
Slide 30 - Tekstslide
Jack ist kleiner ___ Averell
Slide 31 - Open vraag
Joe ist nicht so groß ___ Averell.
Slide 32 - Open vraag
Bilde Sätze mit dem Komperativ.
1. das Hemd - das T-Shirt (schön)
Slide 33 - Open vraag
Aufgepasst!
gern / lieber / am liebsten
gut / besser / am besten
viel / mehr / am meisten
nah / näher / am nächsten
hoch / höher / am höchsten
Slide 34 - Tekstslide
Üben
Buch Seite 39
Aufgabe 42
Slide 35 - Tekstslide
Lesen
Buch Seite 46
Aufgaben 50, 52-54
Slide 36 - Tekstslide
HA für Mittwoch 9.10.
Lernen: S. 57, sterke werkwoorden t/m zwijgen
Machen: S. 3946, Aufgaben 50, 52-54
Slide 37 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
H3d 26.1.2021, Steigerung und Vergleichen
Februari 2021
- Les met
23 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
A3d 19.5. Vergleichen K15 WLA
Mei 2021
- Les met
31 slides
a
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Steigerung und Vergleichen
November 2022
- Les met
31 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
V5 2.11., Steigerung, Sprachwurzeln
November 2021
- Les met
30 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
V4 1.10. st ww m a, Hören
September 2024
- Les met
24 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Anne Frank, das Hinterhaus
September 2022
- Les met
13 slides
door
Anne Frank Stichting
History
Secondary Education
Primary Education
Age 11-13
Anne Frank House
V4 8.10. vergleichen, st ww, Lesen
Oktober 2024
- Les met
21 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Les P2a 9.2.2021, serke ww tt, Der -Gruppe
Februari 2021
- Les met
43 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2