4.8 Spelling

Nederlands


Pak voor je
- Laptop met Lessonup.app


Wat gaan we leren vandaag?
- Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken. 


1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2,3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands


Pak voor je
- Laptop met Lessonup.app


Wat gaan we leren vandaag?
- Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken. 


Slide 1 - Tekstslide

4.8 Spelling
Wat weet je al van werkwoordspelling?
  • hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spelt;
  • hoe je de verleden tijd van een werkwoord goed spelt;
  • het voltooid deelwoord van werkwoorden.

Doel van deze les?
  • het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord;
  • samenstellingen met een tussen -s en tussen -n.


Slide 2 - Tekstslide

Ik ... (worden) moe van spelling.
pv-tt
A
wordt
B
wort
C
word

Slide 3 - Quizvraag

Hij .....(onthouden) het gedicht.

pv-tt
A
onthoud
B
onthoudt
C
onthouden
D
onthoudden

Slide 4 - Quizvraag

Juiste spelling van dit ww in de vt?
Piet en Jan (fietsen) naar huis.
A
Fietste
B
Fietsten
C
Fietsde
D
Fietsden

Slide 5 - Quizvraag

Juiste spelling van dit ww in de vt?
Wij (belanden) in een lastige situatie.
A
Belanden
B
Belandde
C
Belandden

Slide 6 - Quizvraag

Juiste spelling van dit ww in de vt?
De docent (verhuizen) vorig jaar naar Breda.
A
Verhuisde
B
Verhuiste
C
Verhuisden
D
Verhuisten

Slide 7 - Quizvraag

voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord 

Slide 8 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Je kunt ook een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

(verbranden)
Het eten is ..................................... 
 Het ..........................eten.

Je schrijft het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk.

Slide 11 - Tekstslide

infinitief
voltooid deelwoord
bijvoeglijk naamwoord
mesten
Het veld is gemest.
Het gemeste veld
huren
het huis is gehuurd.
het gehuurde huis
doden
het dier is gedood.
het gedode dier
redden
Het hert is gered.
Het geredde hert
lopen
De route is gelopen
De gelopen route
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Tekstslide

Dus, zo kort mogelijk:
Het vliegtuig is geland                                Het gelande vliegtuig.


De taart is gebakken.                                    De gebakken taart

Het ijsje is gesmolten                                   Het gesmolten ijsje

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag


Hoofdstuk 4.8 opdracht 1 t/m 8

Klaar - versterk jezelf H4 of de woordentrainer H4.5!

Slide 14 - Tekstslide

Tussen -s
Je schrijft een tussen -s als je die hoort.

station + plein               = stationsplein
personeel + afdeling  = personeelsafdeling
identiteit + bewijs       = identiteitsbewijs
lieveling + dier              = lievelingsdier


Slide 15 - Tekstslide

Trucje bij lastige situaties
-ALS je niet hoort of je een tussen –s moet schrijven,
-DAN vervang je het tweede grondwoord door een woord dat niet met een s-klank begint,
-DAN hoor je of je een tussen-s moet schrijven.


Voorbeeld
Stationsstraat met tussen –s, want stationshal
Wandelstraat zonder tussen –s, want wandelpad

Slide 16 - Tekstslide

Wel een tussen -n
Je schrijft een tussen - n als:
Het eerste deel een zelfstandig naamwoord is - ja
heeft het eerste deel een meervoud op en? ja


vriend - vrienden - vriendenboek
heer - heren - herenfiets
hond - honden - hondenriem

Slide 17 - Tekstslide

Geen tussen -n  
Je schrijft geen tussen –n als...

...het eerste woord een meervoud op –s heeft
asperge - asperges - aspergesoep
horloge - horloges - horlogemaker


Slide 18 - Tekstslide

Geen tussen -n
Je schrijft geen tussen –n als...

...het eerste woord uniek is
(uniek = er is er maar 1 van)

zon - zonnestraal
maan - maneschijn
Let op: ster - sterrenkunde (er zijn meer sterren)



Slide 19 - Tekstslide

Geen tussen -n

Je schrijft geen tussen –n als...

...het eerste woord geen meervoud heeft
rijst + pap = rijstepap
tarwe + product = tarweproduct

Slide 20 - Tekstslide

Geen tussen -n
Je schrijft geen tussen –n als...

... het eerste woord het tweede woord versterkt
beer + sterk = beresterk
steek + blind = stekeblind

... het eerste woord geen znw is
goedemorgen (goed = geen znw) 
Spinnewiel (spinnen = geen znw (maar een ww))

Slide 21 - Tekstslide

Met of zonder tussen-n?
A
roggebrood
B
roggenbrood

Slide 22 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
kattebak
B
kattenbak

Slide 23 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
hogeschool
B
hogenschool

Slide 24 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
keuzepakket
B
keuzenpakket

Slide 25 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
beregoed
B
berengoed

Slide 26 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
zonnensteek
B
zonnesteek

Slide 27 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
reuzeleuk
B
reuzenleuk

Slide 28 - Quizvraag

Aan de slag


Hoofdstuk 4.8 opdracht 9 t/m 12

Klaar - versterk jezelf H4 of de woordentrainer H4.5!
of Blooket Nederlands woorden

Slide 29 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Maak de opdrachten 7 t/m 10 online van 4.8

Succes!!

Slide 30 - Tekstslide