Noteer de twee signaalwoorden die een tegenstelling aangeven. Zet het woordje 'en' ertussen.
1 / 21
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Noteer de twee signaalwoorden die een tegenstelling aangeven. Zet het woordje 'en' ertussen.
Slide 1 - Open vraag
Schrijf een instructie over het bereiden van boerenkool. Dit zijn de stappen: de boerenkool en aardappels 25 minuten koken, het water afgieten, 1 minuut goed stampen, 1 eetlepel nootmuskaat toevoegen.
Slide 2 - Open vraag
Leg uit wat een voorvoegsel is en geef een voorbeeld van een woord met een voorvoegsel.
Slide 3 - Open vraag
Berekenen. Welk voorvoegsel moet ervoor staan, zodat het betekent 'opnieuw berekenen'? Schrijf het hele woord op.
Slide 4 - Open vraag
Verbaal. Welk woord moet ervoor staan, zodat het betekent 'zonder woorden'?
Slide 5 - Open vraag
De jongen van zeven kent de stelling van Pythagoras al. Hij is hyperintelligent. Wat betekent het voorvoegsel 'hyper'?
Slide 6 - Open vraag
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
'De mensen van de radio werken in een groot kantoorpand.' Welk lidwoord komt 2x voor in deze zin?
Slide 8 - Open vraag
'De mensen van de radio werken in een groot kantoorpand'. Welk lidwoord komt 1x voor in deze zin?
Slide 9 - Open vraag
'De mensen van de radio werken in een groot kantoorpand'. Benoem de zelfstandig naamwoorden. Zet er steeds een komma tussen.
Slide 10 - Open vraag
'De mensen van de radio werken in een groot kantoorpand'. Benoem het werkwoord of de werkwoorden van de zin.
Slide 11 - Open vraag
'Johan trakteert ons op een uitgebreid etentje en een hotelovernachting.' Welk lidwoord komt 2x voor in deze zin?
Slide 12 - Open vraag
'Johan trakteert ons op een uitgebreid etentje en een hotelovernachting.' Benoem de drie zelfstandig naamwoorden. Zet er steeds een komma tussen.
Slide 13 - Open vraag
'Johan trakteert ons op een uitgebreid etentje en een hotelovernachting.' Benoem het werkwoord uit deze zin.
Slide 14 - Open vraag
'De meeste mensen hebben nog nooit in een appartement gewoond.' Benoem de twee lidwoorden van de zin en zet het woordje 'en' ertussen.
Slide 15 - Open vraag
'De meeste mensen hebben nog nooit in een appartement gewoond.' Benoem de twee zelfstandig naamwoorden van de zin en zet het woordje 'en' ertussen.
Slide 16 - Open vraag
'De meeste mensen hebben nog nooit in een appartement gewoond.' Benoem de werkwoorden van de zin. Zet het woordje 'en' ertussen.