Disk Bellen en mailen dag 1 (Week 4, les 1)

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

In dit thema oefen je met bellen en mailen.

Slide 2 - Tekstslide

Lees dialoog 1 met een goede lezer. De docent speelt de leerling.
Lees daarna dialoog 2.

Wat zijn de verschillen?
Bel jij zelf wel eens af?
Praat je dan anders dan tegen vrienden?


Slide 3 - Tekstslide

Schrijf een tip om een goed telefoongesprek te voeren.

Slide 4 - Open vraag

Ik word wakker en voel me ziek.

Wat moet ik doen?

Wat gebeurt er als ik niet afbel?

Slide 5 - Tekstslide

Nieuwe woorden leren
Schrijf de vertaling op de woordenlijst.

Slide 6 - Tekstslide

's ochtends
  • in de ochtend
  • van 7.00 - 12.00  uur
  • zin: Ik drink 's ochtends altijd koffie.
  • zin: 's Ochtends om half 9 begint de school. 

Slide 7 - Tekstslide

's avonds
  • in de avond
  • van 18.00 - 0.00 uur
  • zin: Ik drink 's avonds altijd melk.
  • zin: 's Avonds is het donker. 

Slide 8 - Tekstslide

's middags
  • in de middag
  • van 12-18 uur
  • zin: De leerlingen zijn            's middags vrij. 

Slide 9 - Tekstslide

's nachts
  • in de nacht
  • van 0.00 - 7.00 uur
  • zin: Ik droom 's nachts. 

Slide 10 - Tekstslide

aardig
  • lief 
  • vriendelijk
  • zin: De leerling is heel aardig.
  • zin: De aardige buurman verhuist morgen.

Slide 11 - Tekstslide

de afspraak
  • dat wat je afspreekt
  • waar - wanneer - waarom
  • de afspraak - de afspraken
  • zin: Ik heb een afspraak bij de dokter.
  • zin: Morgen gaat de afspraak niet door. 

Slide 12 - Tekstslide

al
  • eerder dan je dacht 
  • zin: Ik ben al klaar.
  • zin: Ik ga al naar huis.
  • zin: Het is al tijd.
  • zin: Ik ga nu al naar bed.

Slide 13 - Tekstslide

bellen
  • contact hebben met iemand met een telefoon
  • werkwoord 
  • ik bel - wij bellen
  • zin: Ik bel met mijn broer.
  • zin: Ik ga de dokter bellen.

Slide 14 - Tekstslide

beter
  • goed - beter - best 
  • zin: Ik ben beter in taal dan in rekenen.
  • zin: Elke dag wordt mijn Nederlands beter.

Slide 15 - Tekstslide


Ik ben ........... heel lang op school.
A
datum
B
al
C
bellen
D
afspraak

Slide 16 - Quizvraag

Ik beloof de docent dat ik op tijd kom.
Dat is een .......................
1
A
dag
B
datum
C
afspraak
D
beter

Slide 17 - Quizvraag


1
A
Hij belt.
B
Hij loopt.
C
Hij schrijft.
D
Zij belt.

Slide 18 - Quizvraag

Hij is nog niet ...............................
1
A
aardig
B
afspraak
C
beter
D
ziek

Slide 19 - Quizvraag

Ik mag hier .......................
1

Slide 20 - Open vraag

Latifa was ziek.
Wat vraag je als ze weer op school is?
Gebruik het woord: beter
1

Slide 21 - Open vraag

Ik help jou.
Dat is ....................
1
A
nooit
B
beter
C
bellen
D
aardig

Slide 22 - Quizvraag

Ik zit naast een leerling.
Wij werken ..................
6
A
's avonds
B
nooit
C
samen
D
regel

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een regel in de klas?
timer
2:00
6

Slide 24 - Open vraag

Ik ga ................. niet naar school.
6
A
's mogens
B
's morgens
C
's avonds
D
's avons

Slide 25 - Quizvraag