Spelling H1: pvtt en leestekens

1.5 Spelling
pvtt en leestekens
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

1.5 Spelling
pvtt en leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt de tegenwoordige tijd van een werkwoord spellen;
- Je kunt de leestekens goed gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

1. Is het werkwoord een persoonvorm? 
Ja!
2. In welke tijd? pvtt of pvvt?


Slide 3 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt), schrijf je altijd met een -t, als je een t-klank hoort.

Stap 1: staat het werkwoord in de tt?
Stap 2: Ja: gebruik dan een -t


Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld:
De jongen loopt naar school.
Vandaag gebeurt er iets leuks.
Anna heeft prachtige ogen.
Mijn oma bestelt altijd appeltaart met slagroom.

Het zijn allemaal werkwoorden in de tt, dus ze eindigen met een -t. Er is echter één uitzondering op deze regel.

Slide 5 - Tekstslide

De uitzondering:
Werkwoorden waarvan de infinitief (het hele werkwoord in de tt) eindigt op -den.

In dit geval kan het werkwoord einigen op -d of -dt.

Maar hoe weet je dit? Je zou het volgende trucje kunnen gebruiken...

Slide 6 - Tekstslide

Truc:
Vul in plaats van het werkwoord dat je moet invullen, het woord "smurfen" of "lopen" in.

Kijk maar eens hoe dit werkt:

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Leestekens
- De punt gebruik je aan het einde van een zin;
- De komma gebruik je:
- tussen twee pv's
- in een opsomming
- een uitroepteken gebruik je na een uitroep of bevel;
- een vraagteken gebruik je na een vraag;
- aanhalingstekens gebruik je:
- bij een citaat
- als een woord speciale aandacht wilt geven

Slide 9 - Tekstslide

Waarom gebruik je leestekens?

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Maak van par. 1.5 spelling

Opdracht 1, 2, 4 t/m 6, 8 en 9

Deze opdrachten mag je online maken.
Klascode:131279

Slide 11 - Tekstslide