De basisprincipes van scheikunde havo 3

De basisprincipes van scheikunde havo 3
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De basisprincipes van scheikunde havo 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je: de structuur van atomen en moleculen beschrijven; de eigenschappen van stoffen uitleggen; de reactievergelijkingen en het rekenen met molmassa's begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

Leg uit wat de studenten aan het einde van de les zullen hebben geleerd en waarom het belangrijk is om deze onderwerpen te begrijpen.
Wat weet je al van scheikunde havo 3?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De structuur van atomen
Atomen bestaan uit protonen, neutronen en elektronen. De positief geladen protonen en de neutrale neutronen bevinden zich in de kern van het atoom, terwijl de negatief geladen elektronen zich in de schillen rondom de kern bevinden.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat een atoom is en wat de verschillende onderdelen zijn. Gebruik afbeeldingen om het concept te verduidelijken.
Moleculen
Moleculen zijn de kleinste eenheden van stoffen. Ze bestaan uit atomen die met elkaar zijn verbonden door middel van covalente bindingen.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit wat een molecuul is en hoe het verschilt van een atoom. Gebruik afbeeldingen om het concept te verduidelijken.
Eigenschappen van stoffen
De eigenschappen van stoffen worden bepaald door hun atomaire en moleculaire structuur. Zo hebben stoffen met een hoge dichtheid bijvoorbeeld meer massa per volume-eenheid dan stoffen met een lage dichtheid.

Slide 6 - Tekstslide

Beschrijf de verschillende eigenschappen van stoffen en hoe deze worden beïnvloed door hun atomaire en moleculaire structuur.
Reactievergelijkingen
Een reactievergelijking beschrijft de veranderingen die plaatsvinden tijdens een chemische reactie. Het laat zien welke stoffen er worden gebruikt en welke er worden geproduceerd.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit wat een reactievergelijking is en waarom het belangrijk is voor de scheikunde.
Balanceren van reactievergelijkingen
Reactievergelijkingen moeten altijd in balans zijn, wat betekent dat het aantal atomen van elke soort aan beide kanten van de vergelijking gelijk moet zijn. Dit kan worden bereikt door coëfficiënten toe te voegen.

Slide 8 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een ongebalanceerde reactievergelijking en laat zien hoe deze in balans kan worden gebracht.
Rekenen met molmassa's
De molmassa van een stof is de massa van één mol van die stof. Het wordt berekend door de atoommassa's van de elementen in de stof op te tellen. Het rekenen met molmassa's is belangrijk voor het bepalen van de hoeveelheid stof die nodig is voor een bepaalde reactie.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit wat de molmassa is en waarom het belangrijk is voor de scheikunde. Geef een voorbeeldberekening.
Mol
Een mol is een maateenheid die wordt gebruikt om de hoeveelheid stof aan te geven. Het staat gelijk aan het aantal deeltjes (atomen, moleculen, ionen) in 12 gram koolstof-12.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit wat een mol is en waarom het belangrijk is voor de scheikunde. Geef een voorbeeld van hoe het wordt gebruikt in berekeningen.
Molverhoudingen
Molverhoudingen geven de verhouding aan waarin stoffen in een reactie reageren. Ze zijn gebaseerd op de coëfficiënten in de reactievergelijking.

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit wat molverhoudingen zijn en waarom ze belangrijk zijn voor het begrijpen van chemische reacties.
Stoichiometrie
Stoichiometrie is de studie van de hoeveelheden stoffen die betrokken zijn bij chemische reacties. Het omvat het berekenen van molverhoudingen, het rekenen met molmassa's en het balanceren van reactievergelijkingen.

Slide 12 - Tekstslide

Beschrijf wat stoichiometrie is en waarom het belangrijk is voor de scheikunde.
Oefeningen
Los de volgende oefeningen op: 1) Balanceer de reactievergelijking: Fe + O2 → Fe2O3; 2) Bereken de molmassa van water (H2O); 3) Bereken hoeveel gram natriumhydroxide (NaOH) nodig is om 500 ml van een 0,1 M oplossing te maken.

Slide 13 - Tekstslide

Geef de studenten de tijd om de oefeningen individueel op te lossen en bespreek vervolgens de antwoorden als een klas.
Toepassingen van scheikunde in het dagelijks leven
Scheikunde heeft vele toepassingen in het dagelijks leven, zoals het maken van medicijnen, het produceren van voedsel en het reinigen van water. Het begrijpen van de basisprincipes van scheikunde kan ons helpen deze toepassingen beter te begrijpen.

Slide 14 - Tekstslide

Leg uit hoe scheikunde wordt toegepast in het dagelijks leven en hoe het begrijpen van de basisprincipes ons kan helpen deze toepassingen beter te begrijpen.
Samenvatting
In deze les hebben we de basisprincipes van scheikunde besproken, waaronder de structuur van atomen en moleculen, de eigenschappen van stoffen, reactievergelijkingen, het rekenen met molmassa's en molverhoudingen, stoichiometrie en toepassingen van scheikunde in het dagelijks leven.

Slide 15 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten van de les samen en moedig de studenten aan om vragen te stellen als er iets niet duidelijk is.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.