Les 4 observeren in de kinderopvang

Observeren 


Even weer opfrissen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Observeren in de kinderopvangMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Observeren 


Even weer opfrissen

Slide 1 - Tekstslide

Hoe voel je jezelf vandaag?
A
B
C
D

Slide 2 - Quizvraag

Wat is observeren?
A
het bewust worden van de wereld om ons heen
B
het opzettelijk en doelgericht waarnemen

Slide 3 - Quizvraag

Observeren = opzettelijk en doelgericht waarnemen

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen
objectief en subjectief?

Slide 5 - Open vraag

objectief - subjectief
Objectief = waarnemen zonder oordeel

Subjectief = waarnemen met een oordeel

Slide 6 - Tekstslide

Objectief
Subjectief
Een jongen loopt naar het toilet.
Een student heeft tijdens de les  tien vragen gesteld.
Zij was erg slordig gekleed.
Mijn vriendin werd onterecht beschuldigd. 
De man draag een groene trui.
Zoals altijd is de meneer weer chagrijnig. 

Slide 7 - Sleepvraag

Geef een objectieve beschrijving van wat je op de volgende foto ziet

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Geef een objectieve beschrijving van wat je op deze foto ziet

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Geef een subjectieve beschrijving van wat je op deze foto ziet

Slide 12 - Open vraag

Kwalitatief en Kwantitatief
Bij een kwalitatieve observatie beschrijf je precies wat iemand doet

Bij een kwantitatieve observatie beschrijf je hoe vaak iemand bepaald gedrag laat zien  



Slide 13 - Tekstslide

Kwalitatief of Kwantitatief?

Je werkt bij een dagactiviteitencentrum voor demente ouderen. Het valt jou op dat meneer Bennink 4 keer in een uur tijd naar de wc moet.
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief

Slide 14 - Quizvraag

Kwalitatief of Kwantitatief?

Je werkt in het speciaal onderwijs. Een ouder vraagt jou of Tim contact heeft met andere leerlingen. Ze heeft het gevoel dat Tim eenzaam is.
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief

Slide 15 - Quizvraag

Participerend en niet-participerend
Wanneer je zelf deelneemt aan de situatie waarin je observeert heet dat een participerende manier van observeren.

Wanneer je van een afstand, en niet deel uitmaakt van de situatie, observeert heet dit een niet-participerende manier van observeren.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een voordeel van een niet-participerende observatie?

Slide 17 - Open vraag

''N is een meisje van 3 jaar en komt 2 dagen naar de kinderopvang. Ze valt vaak tijdens het spelen''

Welk onderdeel van het observatieplan betreft dit?
A
beginssituatie
B
observatiedoel
C
observatiehulpmiddel
D
observatievraag

Slide 18 - Quizvraag

''Ik ga kijken hoe vaak N valt tijdens het buitenspelen''

Welk onderdeel van het observatieplan betreft dit?
A
beginsituatie
B
observatiedoel
C
observatiehulpmiddel
D
te observeren gedrag

Slide 19 - Quizvraag

Terugblik op de observatie

Slide 20 - Tekstslide

Welke factoren kunnen een
observatie beïnvloeden?

Slide 21 - Woordweb

Factoren beinvloeden
Emotionele betrokkenheid
Je eigen mening
Stemming
Tijdsstip

Slide 22 - Tekstslide

Conclusie observatie:
''Mohammed is niet gemotiveerd in de les rekenen''
A
objectief
B
subjectief

Slide 23 - Quizvraag

Conclusie observatie:
''Ellen heeft haar boek niet meegenomen naar de les''
A
objectief
B
subjectief

Slide 24 - Quizvraag

Betrokkenheid

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Schaalwaarde betrokkenheid
1. Geen activiteit
2. vaak onderbroken activiteit
3. min of meer aangehouden activiteit
4. activiteit met intense momenten
5. Volgehouden intense activiteit

Slide 27 - Tekstslide

Risicofactoren 

Slide 28 - Tekstslide