Je gebruikt de
past simple (I walked in Amsterdam yesterday) om te praten over het verleden. De actie of gebeurtenis is gestopt. Er is geen link naar het nu.
TIP! Je gebruikt de past simple vaak met woorden als last Friday, ago, data in het verleden, yesterday (handig om te onthouden: de eerste letters van deze stukjes vormen het woord ‘lady’).
Om de past simple te maken, voeg je -(e)d toe aan het werkwoord.
I walked home last Friday.
My mum liked my new swimsuit.