Kerstquiz
1 / 44
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Koningsdag is ook een feestdag op
A
Curaçao
B
Aruba
C
Sint Maarten
D
Alle 3
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het oorspronkelijke doel van de kerstballen in de kerstboom?
A
Om boze geesten te verjagen.
B
Om te laten zien dat je rijk bent.
C
Om fruit na te bootsen.
D
Om de kerstman te verrassen.
Slide 4 - Quizvraag
In de kerstboom hangen ........(hoeveel?) kerstballen
Slide 5 - Open vraag
Vroeger hingen mensen geen kerstballen, maar iets anders in de kerstboom, wat was dat?
A
Kastanjes
B
Bloemen
C
Ondergoed
D
Appels
Slide 6 - Quizvraag
Hoe heet dit nummer?
A
Last Christmas
B
Next Christmas
C
First Christmas
D
I Gave You My Heart
Slide 7 - Quizvraag
Hoe veel feestdagen zijn er?
A
2
B
12
C
3
D
174
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde van de feestdagen?
A
pasen-goede vrijdag-hemelvaart -pinksteren
B
goede vrijdag-pasen-hemelvaartsdag-pinksteren
C
goede vrijdag-pasen-pinksteren - hemelvaartsdag
D
pasen-hemelvaartsdag-goede vrijdag-pinksteren
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
1. Welk planeet is het grootste
in ons zonnestelsel?
A
Jupiter
B
Saturnus
C
Uranus
D
Venus
Slide 11 - Quizvraag
2. In welk jaar werd de euro ingevoerd?
A
2000
B
2001
C
2002
D
2003
Slide 12 - Quizvraag
3. Hoeveel magen heeft een koe?
A
1
B
2
C
4
D
6
Slide 13 - Quizvraag
4. Hoeveel vakjes telt een schaakbord?
A
48
B
52
C
64
D
76
Slide 14 - Quizvraag
5. Welke voetbalclub staat ook wel bekend als "Rosso nera of Rosso Neri"
A
AC-Milaan
B
Barcelona
C
Juventus
D
Paris Saint Germain
Slide 15 - Quizvraag
6. Door welke gebeurtenis eindigde de Tweede Wereldoorlog?
A
Bom op Nagasaki
B
De val van Berlijn
C
Bom op Hiroshima
D
Operatie Market - Garden
Slide 16 - Quizvraag
7. De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945
Slide 17 - Quizvraag
8. Wat is de 3e grootste gemeente van Nederland?
A
Groningen
B
Utrecht
C
Eindhoven
D
Den Haag
Slide 18 - Quizvraag
9. Waar staat RIVM voor?
A
Rijks Inlichtingendienst voor de Maatschappij
B
Rijksinstituut voor Maatschappij
C
Rijksinstituut Inlichtingen voor Milieu
D
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Slide 19 - Quizvraag
10. Hoeveel inwoners heeft Nederland?
A
5 miljoen
B
180 miljoen
C
7 miljard
D
17 miljoen
Slide 20 - Quizvraag
11. Welk land hoort bij de vlag?
A
Slovenië
B
Servië
C
Rusland
D
Slowakije
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
1. Wat is het leivelingsdrinken van meneer de Wild?
A
Ice tea
B
Cola
C
Cola zero
D
Cassis
Slide 23 - Quizvraag
2. Wie was er eerst? Ed of Thea?
A
Ed
B
Thea
Slide 24 - Quizvraag
3. Welke bekende Nederlander heeft hier op school gezeten?
A
Loisa Lamers
B
Ernst (van Ernst en Bobbie)
C
Ruben Nicolai
D
Erik Dekker
Slide 25 - Quizvraag
4. Hoeveel cavia's heeft mevrouw Wammes in haar leven gehad?
Slide 26 - Open vraag
5. Op welke verdieping sliepen we in het hotel in Berlijn?
A
4
B
6
C
3
D
5
Slide 27 - Quizvraag
6. Hoeveel leuke feitjes heeft mevr. van de Elzen in de bus naar Berlijn verteld?
A
<10
B
te veel
C
10+
D
5
Slide 28 - Quizvraag
7. Met welke woorden beginnen de belangrijkste lessen van meneer Putman?
Slide 29 - Open vraag
8. Hoeveel stappen moet je zetten tussen lokaal 3A en 35?
A
88
B
123
C
177
D
198
Slide 30 - Quizvraag
Hoe lang is de koud water machine er niet geweest?
Slide 31 - Woordweb
10. Hoeveel kost een broodje carpaccio in de kantine? (bol)
A
3,65€
B
3,85€
C
3,25€
D
3,75€
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
1. Wat is de netto kracht?
A
490 N rechts
B
490 N links
C
150 N rechts
D
150 N links
Slide 34 - Quizvraag
2. Wanneer ik een ijzeren buis doorbuig en deze behoudt zijn vorm noem ik dit plastische vervorming.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 35 - Quizvraag
3. Welke plaatje geeft het beste de beweging van de kerstman weer als hij van jullie dak naar dat van de buren springt?
timer
0:35
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 36 - Quizvraag
4. Wat is de snelheid van de kerstman met Rudolf en de slee als hij in 24 uur 1 maal rond de aarde (40.000 km) vliegt.
timer
1:00
A
lichtsnelheid
B
10472 km/h
C
5236 km/h
D
1667 km/h
Slide 37 - Quizvraag
5. Wat gebeurt er met de voorwaartse kracht die de rendieren van de kerstman leveren als ze gedurende de nacht moe beginnen te worden?
Fw
Fvw
timer
0:45
A
niets
B
wordt groter
C
wordt kleiner
D
wordt eerst groter en dan kleiner
Slide 38 - Quizvraag
6. Welke van deze sledes zal bij gelijk aantal cadeautjes de hoogste topsnelheid kunnen halen?
timer
0:35
A
links boven
B
rechts boven
C
links onder
D
rechtsonder
Slide 39 - Quizvraag
7. Wat is de lading van een elektron?
A
−1,2⋅10−22Ω
B
−1,6⋅10−19V
C
−1,2⋅10−19W
D
−1,6⋅10−19C
Slide 40 - Quizvraag
8. Wat is de natuurkundige definitie van vermogen?
A
De kracht die nodig is om een object te versnellen
B
De tijd die nodig is om een afstand af te leggen
C
De hoeveelheid energie die per tijdseenheid wordt omgezet
D
De hoeveelheid energie die nodig is om een object te verplaatsen
Slide 41 - Quizvraag
9. Hoe lopen de elektronen in een elektrische schakeling?
A
van + naar -
B
van - naar +
Slide 42 - Quizvraag
10. Welke factor heeft GEEN invloed op de soortelijke weerstand van een draad?
A
De lengte van de draad
B
Het gewicht van de draad
C
De doorsnede van een draad
D
De soort draad
Slide 43 - Quizvraag
11. Wat stelt deze formule voor?
