2.3 deel 1

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Welkom! 

Welkom

Lesplanning

• Start van de les                                                                  5 min
• LessonUp Quiz                                                                   10 min
• Maak paragraaf 2.2 af                                                     15 min
• Bespreken paragraaf 2.2                                               5 min
• Uitleg paragraaf 2.3 deel 1                                            10 min
• Maken paragraaf 2.3 opdracht 1 t/m 10                  15 min
• Bespreken opdrachten                                                   10 min

Bij de poolcirkel is de invalshoek van de zonnestralen … dan bij de evenaar.

1. groter
2. kleiner

Seizoenen bestaat omdat ...

1. De zon om de aarde draait
2. De aarde schuin op zijn as staat
3. De aarde om de zon draait
4. De aarde om zijn as draait

Als er geen atmosfeer was...

1. Zou het 's nachts heel koud zijn
2. Zou er niks veranderen
3. Zou het 's nachts warmer zijn
4. Zouden de seizoenen niet bestaan

Waarom is het rond de poolcirkel zo koud?

1. Dat komt door al dat ijs
2. De zonnestralen vallen er loodrecht in
3. De zonnestralen vallen er heel schuin in
4. Ze hebben er geen aardgas

Op welke breedtegraad ligt de poolcirkel?

1. 0 graden
2. 30 graden
3. 66,5 graden
4. 90 graden

Wat is klimaat?

1. Het weer
2. Het gemiddelde weer in 30 jaar
3. Het weer in de hele wereld

Aan de slag!

• Wat? Maak 2.2 helemaal af
• Hoe? Op de computer, zelfstandig
• Tijd? 15 minuten 

• Klaar? Maak paragraaf 2.12 topografie

Lesdoelen:

Aan het eind van de les weet je:

• Door welke oorzaken de temperatuur kan veranderen
• Wat de invloed is van de hoogte op de temperatuur
• Hoe je de temperatuur op een berg kan berekenen

Paragraaf 2.3 : De invloed van hoogte, zee en wind

Vorige lessen:

• Vorige lessen hebben we het gehad over het weer en het klimaat. Hieronder nogmaals de uitleg: 

• Het weer: Toestand van de atmosfeer (temperatuur, neerslag, wind en zonneschijn) op één bepaald moment op één bepaalde plaats.

• Het klimaat: Het gemiddelde weer (temperatuur en neerslag) van een groot gebied gemeten over dertig jaar.

De warmte van de zon

• De zon verwarmt de aarde

- De helft van de zonnestralen komt op aarde terecht

• Aarde verwarmt de atmosfeer

-Warmte komt van onderen

• Broeikasgassen in de atmosfeer

- Houden warmte vast

-Bijvoorbeeld CO2

-Zorgen voor het broeikaseffect

Hoe hoger, hoe kouder

• Hoe hoger je de lucht in gaat, hoe kouder het wordt
• Per 100 meter die je stijgt wordt het 0,6 graden kouder
• Denk maar aan het beklimmen van een berg: Beneden kan het lekker warm zijn maar eenmaal aan de top is het fris.
• De planten die op de berg groeien veranderen ook --> Hoe hoger je komt. Hoe minder er groeit.

Hoeveel graden is het op de top van de berg?

Aan de slag

WAT? Maak 2.3 opdracht 1 t/m 10

TIJD? 15 minuten

KLAAR? Maak de rest van paragraaf 2.3 af

Ook daarmee klaar? Maak paragraaf 2.12

Zee of land

• Land warmt snel op en koelt snel af

-Grote temperatuurverschillen

• Zee warmt langzaam op en koelt langzaam af

-Kleine temperatuurschommelingen

• Wind van zee naar land: aanlandige wind

• Wind van land naar zee: Aflandige wind

• In Nederland:

- Meestal wind uit het westen

-Winter: Minder koud

-Zomer: Minder warm

Zeestromen

• Ontstaan door de wind en door temperatuurverschillen
• Er zijn koude en warme zeestromen
• Golfstroom: 

- Begint bij de Golf van Mexico

-Zorgt in Nederland voor warmte