Werkwoordspelling pvvt sterke werkwoorden

Doelen van de les:
  • Ik weet wat sterke werkwoorden zijn.
  • Ik kan de verleden tijd van sterke werkwoorden correct spellen.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Doelen van de les:
  • Ik weet wat sterke werkwoorden zijn.
  • Ik kan de verleden tijd van sterke werkwoorden correct spellen.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 2 - Woordweb

Hoe vind je de persoonsvorm?
  • Maak van de zin een vraag
                 > persoonsvorm: het eerste werkwoord in de zin.
  • Zet de zin in een andere tijd 
                 > persoonsvorm: het werkwoord dat verandert.
  • Verander het getal van de zin (ev - mv) 
                > persoonsvorm: het werkwoord dat verandert

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?

De jongens racen over straat.
A
de jongens
B
racen
C
over
D
straat

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Wanneer ga je hier weg?
A
Wanneer
B
ga
C
je
D
weg

Slide 5 - Quizvraag

Vul onderstaand schema in
Ik 
Jij/je erachter
.....
voorbeelden
Jij, hij, zij, het
.....
voorbeelden
meervoud: wij, zij jullie
.....
voorbeelden

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een 'zwak werkwoord'?
A
liep
B
kwam
C
hoorde
D
ging

Slide 7 - Quizvraag

Hoe spel je de verleden tijd van zwakke werkwoorden?

Slide 8 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?

Marie en Tom ... koekjes.
A
bakte
B
bakde
C
bakten
D
bakden

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Jos .... in de zakdoek
A
nieste
B
niesde
C
niesten
D
niesden

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 11 - Woordweb

Spelling ww H2: Verleden tijd zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank: maak - maakte


Sterke werkwoorden veranderen wel van klank: lopen - liep

Slide 12 - Tekstslide

Spelling ww H2: Verleden tijd zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank: maak - maakte


Sterke werkwoorden veranderen wel van klank: lopen - liep

Slide 13 - Tekstslide

Spelling ww H2: Verleden tijd zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank: maak - maakte
  • enkelvoud: ik-vorm tt + 'de' of 'te': stuurde, fietste
  • meervoud: ik-vorm tt + 'den' of 'ten': stuurden, fietsen

Om te weten of je -te(n) of -de(n) schrijft, kijk je naar de laatste letter van het hele werkwoord min 'en' en gebruik je 't Kofschip - x.

Slide 14 - Tekstslide

Spelling ww H3: Verleden tijd sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen wél van klank in de verleden tijd: loop - liep
  • Schrijf de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd zo kort en eenvoudig mogelijk.
  • Gebruik de verlengproef om erachter te komen op een woord op een -d of -t eindigt.  

Slide 15 - Tekstslide

1. Toen ik naar school ... (gaan), ... (gieten) het de lucht uit.

Slide 16 - Open vraag

2. De scheidsrechter ... (blazen) op zijn fluit: hij ... (fluiten) voor een overtreding.

Slide 17 - Open vraag

3. Johan ... (grijpen) het touw en ... (hijsen) het zeil van zijn boot.

Slide 18 - Open vraag

4. We ... (klimmen) over een hek en ... (kruipen) door een rioolbuis.

Slide 19 - Open vraag

5. Op het water ... (zwemmen) een eend die een beetje kroos ... (eten).

Slide 20 - Open vraag

6. Ik ... (rijden) net het schoolplein op, toen de schoolbel ... (klinken).

Slide 21 - Open vraag

7. Toen Joep en Bas met elkaar ... (vechten), ... (winnen) Bas en ... (verliezen) Joep.

Slide 22 - Open vraag

8. Karima ... (verzinnen) een smoesje, zodat ze te laat ... (mogen) komen.

Slide 23 - Open vraag



Persoonsvorm         > T.T.
                                       


                                        > V.T.


Geen persoonsvorm   








1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Sterke werkwoorden: zo kort en eenvoudig mogelijk.

Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)


Slide 24 - Tekstslide