Verbanden tussen zinnen - 1hv

Welkom!

Pak een leesboek.

Verder vandaag:
Start Formuleren paragraaf 2 (dit is voor de toetsweek!) 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Pak een leesboek.

Verder vandaag:
Start Formuleren paragraaf 2 (dit is voor de toetsweek!) 

Slide 1 - Tekstslide

Formuleren 2
Verbanden tussen zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Doel
Na deze les kun je verbanden tussen zinnen leggen door signaalwoorden te gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

Verbanden tussen zinnen
Zinnen in een tekst zijn met elkaar verbonden door middel van een verband. Een tekst wordt duidelijker als de schrijver de verbanden duidelijk aangeeft.
Verbanden zijn met elkaar verbonden door signaalwoorden.

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt, omdat ik het te druk had met leren.

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je al?

Slide 6 - Tekstslide

Ik kleedde me dik aan, omdat het zo koud was.

Signaalwoord =

Slide 7 - Open vraag

Het zonnetje scheen, maar het was nog steeds koud.
Signaalwoord =

Slide 8 - Open vraag

Eerst ging ik naar school en daarna ging ik naar de hockeytraining
Signaalwoord =

Slide 9 - Open vraag

Ik koop een cadeautje + ik ga naar een verjaardag.

Slide 10 - Open vraag

Ik kijk Netflix + ik speel Call of Duty

Slide 11 - Open vraag

Verbanden tussen zinnen
Zinnen in een tekst zijn met elkaar verbonden door middel van een verband. Een tekst wordt duidelijker als de schrijver de verbanden duidelijk aangeeft.
Verbanden zijn met elkaar verbonden door signaalwoorden.

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt, omdat ik het te druk had met leren.

Slide 12 - Tekstslide

Verbanden tussen zinnen
Er zijn bepaalde signaalwoorden die altijd bij een bepaald verband horen 

opsomming: ook, bovendien, en
tegenstelling: maar, echter
tijdsverloop (chronologie): eerst, toen, eens, vroeger, nu
oorzaak-gevolg: daardoor, doordat, als gevolg van
reden: omdat, want, namelijk
voorbeeld (toelichting): bijvoorbeeld, zoals
voorwaarde: indien, tenzij, wanneer
conclusie/samenvatting: dus, samengevat, daarom

Slide 13 - Tekstslide

Een deel van Nederlands vindt dat de scholen later moeten beginnen, maar ik vind van niet.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Oorzaak-gevolg
D
Voorbeeld (toelichting)

Slide 14 - Quizvraag

Doordat ik zo hard geleerd had, heb ik nu een voldoende.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Oorzaak-gevolg
D
Voorbeeld (toelichting)

Slide 15 - Quizvraag

Ik had geen zin in de opdracht. Bovendien had ik er ook geen tijd voor.
A
Opsommend verband
B
Chronologisch verband
C
Oorzakelijk verband
D
Toelichtend verband

Slide 16 - Quizvraag

Ik vind veel series leuk, zoals The 100, Gossip Girl en La Casa de Papel
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Toelichtend verband

Slide 17 - Quizvraag

Signaalwoord?
Ik wil graag Netflix kijken, maar ik ben nog niet klaar met leren.

Slide 18 - Open vraag

Verband?
Ik wil graag Netflix kijken, maar ik ben nog niet klaar met leren.

Slide 19 - Open vraag

Signaalwoord?
Ik kijk graag spannende series, zoals The 100.

Slide 20 - Open vraag

Verband?
Ik kijk graag spannende series, zoals The 100.

Slide 21 - Open vraag

Signaalwoord?
Als ik mijn huiswerk heb gemaakt, dan mag ik naar buiten

Slide 22 - Open vraag

Verband?
Als ik mijn huiswerk heb gemaakt, dan mag ik naar buiten

Slide 23 - Open vraag

Sluit je laptop af
En pak je boek.

Maak opdracht 1 op bladzijde 232 van je boek.
We bespreken deze klassikaal.
Klaar?
Maak opdracht 2

Slide 24 - Tekstslide