In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Kies één werkwoord en maak daarmee een zin in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd. Je kunt kiezen uit: STARTEN, BEANTWOORDEN of VEROORZAKEN.
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
In welke zin is het 'bijzondere werkwoord' niet juist gebruikt?
A
Wij zouden vorige week al deelnemen.
B
U hebt het goede antwoord gegeven.
C
Jij zult wel blij zijn.
D
Hij wilt liever geen blouse aantrekken.
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
1. Vul de goede vorm in (vt). Alle bewoners (bellen) naar de woongroep.
Slide 15 - Open vraag
2. Vul de goede vorm in (vt). 'Xavi (rennen) vorige week een marathon.'
Slide 16 - Open vraag
3. Vul de goede vorm in (vt). 'Ik (besteden) veel aandacht aan die cliënt.'
Slide 17 - Open vraag
4. Vul de juiste vorm in (vt). 'Ik (werken) de hele nacht door.'
Slide 18 - Open vraag
5. Vul de juiste vorm in (vt). De directeur (groeten) mij gisteren.
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Bedenk een moeilijk, bestaand werkwoord
Slide 22 - Woordweb
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Wat is het voltooid deelwoord van uitbuiten?
A
uitbuiten
B
uitgebuit
C
uitbuit
D
buituit
Slide 30 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van 'deleten'?
A
gedelete
B
deletet
C
deletend
D
gedeletet
Slide 31 - Quizvraag
Bijvoeglijk gebruikt
Een voltooid deelwoord kun je ook bijvoeglijk gebruiken: