Unit 3 - Revision

Unit 3: In the house
Grammar:
  • There is / there are - positive / negative / question
  • prepositions of place

Unit 3 Vocabulary

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Unit 3: In the house
Grammar:
  • There is / there are - positive / negative / question
  • prepositions of place

Unit 3 Vocabulary

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onze Regels...
  • Respect voor elkaar.
  • Jas buiten.
  • Geen mobiele telefoons.
  • Steek uw hand op als u een vraag heeft.
  • Tijdens de les de klas niet verlaten.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson Plan
Quiz - Vocabulary

Unit 3.6
- Prepositions of place
- there is / there are
- Unit 3 vocabulary

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

armchair

Slide 5 - Woordweb

ANSWER

leunstoel
another

Slide 6 - Woordweb

ANSWER

nog een
fridge

Slide 7 - Woordweb

ANSWER

koelkast
living room

Slide 8 - Woordweb

ANSWER

woonkamer
an area of a town or city

Slide 9 - Woordweb

ANSWER

neighbourhood
thick brown paper

Slide 10 - Woordweb

ANSWER

cardboard - karton
a piece of furniture with
doors and sometimes shelves;
you keep clothes, food,
plates, etc. in it

Slide 11 - Woordweb

ANSWER

cupboard - kast
an opening in the wall
that lets light and air in;
it is usually covered
with glass

Slide 12 - Woordweb

ANSWER

window - raam
A big cupboard, where you
hang your clothes in.

Slide 13 - Woordweb

ANSWER

wardrobe - kledingkast
Doing something that is
not good, but it is
not serious.

Slide 14 - Woordweb

ANSWER

naughty - stout
slechte mensen

Slide 15 - Woordweb

ANSWER

bad people
Niet echt.

Slide 16 - Woordweb

ANSWER

not really
Hier zo!

Slide 17 - Woordweb

ANSWER

Right there! 
What - I can use Unit 3 vocabulary and grammar to say where something is or isn't.

How
  • Wider World 
     - Blz. 51A - 1, 5, 6

  • Flash cards

Why - Why would you need need to know these words? When would you use them?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Unit 3 vocabulary: Flash Cards
  • Guess the word and spell the word correctly = 1pt
  • 2 minutes per round
Round 1
G1 - G2
G3 - G4
G5 - G6
Round 2
G1 - G3
G4 - G5
G2 - G6
Round 3
G1 - G4
G5 - G3
G4 - G6
Round 4
G1 - G5
G6 - G3
G2 - G4

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Unit 3: Revision
Blz. 51A 
Task: 1 + 2 + 5 + 6

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Unit 3: Revision Answers

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What - I can use Unit 3 vocabulary and grammar to say where something is or isn't.

How
  • Wider World 
     - Blz. 51A - 1, 2, 5, 6

  • Flash cards

Why - Why would you need need to know these words? When would you use them?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies