Les 1: Industriële revolutie

Introductie: De staat bepaalt
Leerdoel: Je leert hoe de verhouding tussen staat en burger is in Nederland tussen 1848 en 1983.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Introductie: De staat bepaalt
Leerdoel: Je leert hoe de verhouding tussen staat en burger is in Nederland tussen 1848 en 1983.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaat dit blok over?
  • Rol van de staat in verschillende onderwerpen
  1.  kolonie Nederlands-Indië (project)
  2. ontstaan van de industriële samenleving
  3. de sociale zekerheid en de verzorgingsstaat

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 1 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd van burgers en stoommachines
1800 - 1900


Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de begrippen bij de juiste periode (vóór de industriële revolutie of industriële revolutie)?
Industriële revolutie
vóór de industriële revolutie
fabrieken
Producten worden thuis gemaakt 
landbouw
stoommachine
slechte werkomstandigheden
stad
platteland

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep het rondje naar de afbeelding van de industriële revolutie

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijd van 
Burgers en Stoommachines
Dit was al uitgevonden
Dit werd toen uitgevonden
Dit moest nog worden uitgevonden

Slide 7 - Sleepvraag

1. Fotocamera
2. Stofzuiger
3. Stoommachine
4. Boekdrukkunst
5. Auto
6. Fiets
7. Telefoon
8. Briefgeld

Hoofdvraag
Welke gevolgen had de industrialisatie voor de Nederlandse samenleving?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor agrarische revolutie
Na agrarische revolutie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je nog....
Agrarische revolutie 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Agrarische revolutie 
= door veranderingen in de landbouw gaat een kleinere groep boeren meer produceren.
  

Oorzaken
1. Gemeenschappelijke gronden werd landbouwgrond van grootgrondbezitters
2. De eigenaren investeren in mechanisatie (machines), voedzamere gewassen (aardappel) en bemesting



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen

Meer oogst --> bevolkingsgroei (x3) --> van 6 miljoen naar 18 miljoen (ook door betere medicijnen en hygiëne) = demografische revolutie

Dubbel probleem door agrarische en demografische revolutie:
Een arbeidersoverschot --> veel mensen zoeken een baan



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huisnijverheid
Oplossing voor het probleem = er is veel vraag naar kleding --> daardoor konden mensen werk vinden in de huisnijverheid. Op kleine boerderijen werden spinners en wevers aan het werk gezet om textiel te maken. 

Verschillende uitvindingen zorgden voor nog meer ontwikkelingen hierin. Vb. de spinning Jenny

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van spierkracht naar waterkracht 
De volgende uitvinding was van Richard Arkwright: het waterframe.

 
Omdat het waterframe groot was én omdat het stromend water nodig had, werd het geplaatst naar grote gebouwen aan rivieren en kanalen =>

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit de vorige les
- introductie industriële revolutie (hoe is die ontstaan)
--> agrarische revolutie 
--> demografische revolutie
--> huisnijverheid
--> waterkracht
--> stoommachine (les van vandaag)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De komst van fabrieken
Vanuit de opdracht hebben jullie geleerd hoe de industriële revolutie langzaam ontstond.

Fabrieken = begin van de industriële revolutie 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stoommachine
De huisnijverheid kon deze concurrentie niet aan.


Nieuw probleem => de beste plekken bij het water waren snel bezet.
Oplossing => de uitvinding van de stoommachine van James Watt.

Gevolg => fabrieken konden nu overal gebouwd worden, maar de beste plek was…
midden in een stad omdat daar veel arbeiders wonen.



Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip hoort bij deze betekenis:
Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1740, sneller weven?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het weefgetouw

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke beroepen begon de Industriele revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760 sneller spinnen?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het spinnewiel

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
H1 opdr. 2,3 en 17
online of in je boek

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies