h1 le 27 mars

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

h1 le 27 mars

weektaak de la semaine dernière

- Maken ex. 25 tm 27 (livre), 24 in de klas

- Samen maken ex. 19, dialogue 3 (livre) en ex. 22 voorbereiden en uitvoeren

- Leren Apprendre 7,8

aujourd'hui : répéter!

welke zin is juist

1. les vêtements noires
2. les vêtements noirs
3. le vêtements noir
4. le vêtement noire

de sportschoen

1. le basket
2. la basket
3. la bottine
4. la chaussure

de bloemetjessokken

1. les chaussures en fleurs
2. les chaussettes à fleurs
3. les chausettes en fleurs
4. les baskines à fleurs

de bril

1. la brille
2. les lunettes
3. les lunnetes
4. les lunnettes

le verbe vouloir

je	veux
tu	veux
il / elle/ on	veut
nous	voulons
vous	voulez
ils / elles	veulent

ik	wil
jij	wilt
hij / zij / men	wil
wij	willen
jullie / u	willen/ wilt
zij [mmv / vmv]	willen

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de juiste vorm van 'aller' met het onderwerp

veux

veux

veut

voulons

voulez

veulent

Waar hoort de uitgang bij?

Mannelijk enkelvoud

Mannelijk meervoud

Vrouwelijk enkelvoud

Vrouwelijk meervoud

-ES

-E

-S

-X (niks)

10 minutes : 

on s'entraine : verbuga.com

=> présent

=> vouloir 

Uitgangen

	Mannelijk	Vrouwelijk
Enkelvoud	- bleu	- e bleu e
Meervoud	- s bleu s	- es bleu es

Uitzondering 2

• Het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -s

--> geen extra -s in het (mannelijk) meervoud

	Mannelijk	Vrouwelijk
Enkelvoud	Le T-shirt est gris	La ceinture est gris e
Meervoud	Les T-shirts sont gris Fout: griss	Les ceintures sont gris es

Vrl ev: natuurlijk met -e erachter

Onregelmatige vormen

Mnl ev - mnl mv - vrl ev - vrl mv

1. beau - beaux - belle - belles
2. nouveau - nouveaux - nouvelle - nouvelles
3. vieux - vieux - vieille - vieilles

Opvallend bij de onregelmatige vormen:

enkelvoud                                         meervoud

- beau & nouveau       -->             beaux & nouveaux

- vieux                              -->             vieux

- geen extra -x bij vieux in mv

welke bijvoeglijk naamwoorden ken je die voor het zelfstandig naamwoord komen (7)

apprendre 7

en CHUNCKS

1. qu'est-ce que tu mets? - wat trek je aan

1. la fête de David- het feestje van David

1. Qu'est-ce que tu mets pour la fête de David?

2. je mets- ik trek aan

2. une veste bleue, un jean noir et des baskets

3. votre = uw

3. la taille = de maat

3. quelle est votre taille- wat is uw maat

4. ma taille est- mijn maat is

5.les bottines- de laarsjes

5..coûter- kosten

5. les bottines COUTENT combien- hoe duur zijn de laarzen

6. elles COUTENT (die laarsjes)

6. ce n'est pas cher- dat is niet duur