H6 - §6.4 - Oogafwijkingen

Welkom in de les
Vandaag:
  • terugblik
  • lesdoelen §6.4
  • instructie §6.4
  • practicum 4
  • Maken opdrachten
  • Afsluiten les 

 


§6.4 Oogafwijkingen
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de les
Vandaag:
  • terugblik
  • lesdoelen §6.4
  • instructie §6.4
  • practicum 4
  • Maken opdrachten
  • Afsluiten les 

 


§6.4 Oogafwijkingen

Slide 1 - Tekstslide

Vragen §6.3

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Opgave 31 a

Slide 4 - Tekstslide

Opgave 31 a

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 33
a) Construeer het beeld op het 
scherm.
b) Construeer waar het 
brandpunt ligt.
c) Bepaal door opmeten de 
vergroting. 

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 33
a) Construeer het beeld op het 
scherm.
b) Construeer waar het 
brandpunt ligt.
c) Bepaal door opmeten de
vergroting. 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 33
a) Construeer het beeld op het 
scherm.
b) Construeer waar het 
brandpunt ligt.
c) Bepaal door opmeten de
vergroting. 

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 33
a) Construeer het beeld op het 
scherm.
b) Construeer waar het 
brandpunt ligt.
c) Bepaal door opmeten de 
vergroting. 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 33
a) Construeer het beeld op het 
scherm.
b) Construeer waar het 
brandpunt ligt.
c) Bepaal door opmeten 
de vergroting.
N=LvLb
N=210
N=5

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 33
b) Construeer het beeld op het 
scherm.
c) Construeer waar het 
brandpunt ligt.
d) Bepaal door opmeten de 
vergroting. 

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 33
b) Construeer het beeld op het 
scherm.
c) Construeer waar het 
brandpunt ligt.
d) Bepaal door opmeten de 
vergroting. 
N=vb
N=15
N=5

Slide 12 - Tekstslide

Opgave 34

Slide 13 - Tekstslide

Je leert ...
  • uitleggen wat het nabijheidspunt en het vertepunt is;
  • uitleggen wat accommoderen is;
  • de lenssterkte berekenen uit de brandpuntsafstand;
  • uitleggen wat de volgende drie oogafwijkingen inhouden: oudziend, verziend en bijziend;
  • uitleggen welke hulplenzen bij bepaalde oogafwijkingen nodig zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Doorsnede van een oog

Slide 15 - Tekstslide

De bouw van je ogen
Netvlies: geeft elektrische signalen af via de oogzenuw aan de hersenen.

Slide 16 - Tekstslide

Vertepunt

Als je oogspieren zijn ontspannen 
kan je ver kijken. Het verste punt 
wat je kunt zien heet het vertepunt.

Slide 17 - Tekstslide

Nabijheidspunt

Het punt het dichtste bij wat
je nog scherp kan zien heet
het nabijheidspunt.


Slide 18 - Tekstslide

Accommoderen
Accommoderen : lens platter of boller maken

Slide 19 - Tekstslide

Accommoderen
Platte oog lens: een voorwerp dichtbij kan niet scherp worden afgebeeld op je netvlies.

Slide 20 - Tekstslide

Accommoderen
De ooglens moet boller worden om het voorwerp scherp waar te nemen. Dit boller worden noem je : Accommoderen

Slide 21 - Tekstslide

Oogafwijkingen
Door ouderdom of oogafwijkingen 
kan het zo zijn dat je oog zelf niet 
voldoende kan accommoderen.


Een bril of contactlens kan je oog 
dan helpen.

Slide 22 - Tekstslide

Normaal oog

Slide 23 - Tekstslide

Oudziend
De lens in je oog verliest flexibiliteit 
als je ouder wordt. Hierdoor kan de lens
in je oog niet goed bol meer worden.
Dingen van dichtbij bekijken wordt dan
moeilijker

Een bril met een positieve lens kan dan helpen. 

Slide 24 - Tekstslide

Verziend oog

Slide 25 - Tekstslide

Verziend
Jonge mensen kunnen ook al moeite hebben met dingen dichtbij zien.  Ook zij hebben baat bij hulp van een positieve lens.

Anders dan oudziende mensen hebben mensen 
die verziend zijn ook moeite met scherp naar 
de horizon kijken. 

Slide 26 - Tekstslide

Bijziend oog

Slide 27 - Tekstslide

Bijziend
Mensen die bijziend zijn kunnen goed dichtbij zien, maar hebben moeite met dingen verweg.

Bijziendheid komt steeds vaker voor. 

Zij zijn geholpen met een negatieve lens

Slide 28 - Tekstslide

Lenssterkte

Slide 29 - Tekstslide

Lenssterkte
f = brandpuntafstand in meter (m)
S = lenssterkte in dioptrie (dpt)
S=f1
S  f1

Slide 30 - Tekstslide

Even oefenen!
Katja heeft negatieve lenzen omdat ze bijziend is. De brandpuntsafstand van haar rechteroog is -32 cm.

Bereken de lenssterkte. 

Slide 31 - Tekstslide

Even oefenen!
Gegeven: f = -32 cm
Gevraagd: lenssterkte (S)
Formule: 

Berekening: 


Antwoord: De lens heeft een sterkte van -3,125 dpt.


S=f1
S=0,321=3,125

Slide 32 - Tekstslide

Even oefenen!
De sterkte van de lens voor haar linkeroog is -2,5 dpt.

Bereken de brandpuntsafstand in cm voor de lens van haar linker oog. 
Let op: de brandpuntsafstand is ook 
negatief bij een holle lens.

Slide 33 - Tekstslide

Even oefenen!
Gegeven: S = -2,5 dpt
Gevraagd: brandpuntafstand
Formule: 

Berekening:
                   
Antwoord: De lens heeft een brandpuntafstand van - 0,4 m = -40 cm


S=f1
f=S1
f=2,51=0,4

Slide 34 - Tekstslide

Practicum 4 -Lenzen
Blz. 206

Slide 35 - Tekstslide

Aan de slag!
Lezen §6.4 uit je boek


Maak:
- route groen

- route blauw
of
- route paars






Zs
timer
5:00

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag!
Lezen §6.4 uit je boek


Maak:
- route groen
- route blauw
of
- route paars


Zf

Slide 37 - Tekstslide

Wat weet je al???

Slide 38 - Tekstslide

Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Hersenen

Slide 39 - Quizvraag

Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens de lens verstellen?
A
Revalideren
B
Accommoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren

Slide 40 - Quizvraag

Wat is het probleem als je bijziend bent ?
A
Ooglens is te sterk
B
Ooglens is te zwak

Slide 41 - Quizvraag

Welke lens heb je nodig als je bijziend bent ?
A
negatief
B
positief

Slide 42 - Quizvraag

Als je dingen dichtbij goed kunt zien ben je ...............................,

je hebt dan een bril nodig met ................................. glazen.

je oogspieren zijn dan ............................... .

bijziend
te sterk
te zwak
goed
positieve
negatieve
niet goed
verziend

Slide 43 - Sleepvraag

Als je dingen veraf goed kunt zien ben je ...............................,

je hebt dan een bril nodig met ................................. glazen.

je oogspieren zijn dan ............................... .

bijziend
te sterk
te zwak
goed
positieve
negatieve
niet goed
verziend

Slide 44 - Sleepvraag

Ilias kan niet goed zien zonder bril. Een voorwerp meer dan 2 meter bij hem vandaan komt niet op zijn netvlies (zie de figuur).
Is Ilias verziend of bijziend?
A
bijziend
B
verziend
C
dat kun je niet zeggen met deze informatie

Slide 45 - Quizvraag

Ilias kan niet goed zien zonder bril. Een voorwerp meer dan 2 meter bij hem vandaan komt niet op zijn netvlies (zie de figuur).
Wat voor glazen heeft Ilias nodig in zijn bril?
A
positieve
B
negatieve
C
dat kun je niet zeggen met deze informatie

Slide 46 - Quizvraag

Je kunt...
  • uitleggen wat het nabijheidspunt en het vertepunt is;
  • uitleggen wat accommoderen is;
  • de lenssterkte berekenen uit de brandpuntsafstand;
  • uitleggen wat de volgende drie oogafwijkingen inhouden: oudziend, verziend en bijziend;
  • uitleggen welke hulplenzen bij bepaalde oogafwijkingen nodig zijn.




Slide 47 - Tekstslide

Ja, dat kan ik!
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Poll