2HM1 31/05: unit 7.1

Good morning!
Today:
  • Overview tests
  • Reading assignments
  • Grammar: 
  • Individual work
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Good morning!
Today:
  • Overview tests
  • Reading assignments
  • Grammar: 
  • Individual work

Slide 1 - Tekstslide

Overview tests
  • The 16th of June: Units 5 and 7 (unit 5: vocab, grammar and phrases, unit 7: grammar)
  • Testweek: reading test units 5 and 7 

Slide 2 - Tekstslide

Individual work
  • Do assignments 2, 3 and 4 (unit 7.1)
  • Done? Do assignments 5 and 6 
  • 25 minutes to complete all assignments. If you've finished all of them, let me know!

Slide 3 - Tekstslide

Grammar 7.1 and 7.2
  • Overview of all tenses: present simple, present continuous, past simple, past continuous, present perfect, will + hele werkwoord,  to be going to + hele werkwoord.
  • This subchapter: present perfect versus past simple.

Slide 4 - Tekstslide

In welke situatie gebruik je de present perfect NIET?
A
in het verleden gebeurd, niet belangrijk wanneer
B
net of nog niet gebeurd
C
in het verleden gebeurd, nu nog aan de gang
D
in het verleden gebeurd, wel belangrijk wanneer.

Slide 5 - Quizvraag

Noem 3 signaalwoorden van de present perfect.

Slide 6 - Open vraag

Past simple vs present perfect
Past simple: 
wanneer iets in het verleden is gebeurd en het belangrijk is wanneer. 

(+)    ww + -ed / eigen vorm         (-)    didn't + hele ww            (?)     Did + hele ww

Signaalwoorden:
yesterday, in 2005, 5 years ago, last year, when I was young, etc.

Slide 7 - Tekstslide

Past simple vs present perfect
Present perfect
1. Iets is gebeurd en het is niet belangrijk wanneer
2. Iets is in het verleden begonnen en nog steeds doorgaat: for, in, since.
3. Iets is in het verleden gebeurd waarvan je nu het resultaat ziet
4. Iets is net of nog niet gebeurd: just, lately, recently, yet

(?) have/has + past participle     (-) haven't/hasn't + past participle    (?) Have/Has + past participle

Past participle:
Regular verbs: werkwoord + ed
Irregular verbs: eigen vorm

Slide 8 - Tekstslide

Give the past simple and past participle form of the verb:
see - ... - ...

Slide 9 - Open vraag

Give the past simple and past participle form of the verb:
understand - ... - ...

Slide 10 - Open vraag

Give the past simple and past participle form of the verb:
throw - ... - ...

Slide 11 - Open vraag

Give the past simple and past participle form of the verb:
buy - ... - ...

Slide 12 - Open vraag

Give the past simple and past participle form of the verb:
shut - ... - ...

Slide 13 - Open vraag

Fill in. Past simple or present perfect.
______ you ______ (bake) that cake this morning?

Slide 14 - Open vraag

Fill in. Past simple or present perfect.
Vince and John ________ (play) a video game last night.

Slide 15 - Open vraag

Fill in. Past simple or present perfect.
Amanda _________ (be) in London since Friday.

Slide 16 - Open vraag

Fill in. Past simple or present perfect.
I ___________ (make) my sister a birthday cake in 2020.

Slide 17 - Open vraag

Fill in. Past simple or present perfect.
They ____________ (not finish) their meals yet.

Slide 18 - Open vraag

Fill in. Past simple or present perfect.
She __________ (not talk) to her mother in years.

Slide 19 - Open vraag

Fill in. Past simple or present perfect.
He _______ just _________ (eat) 20 spicy chicken nuggets on his own.

Slide 20 - Open vraag

Fill in. Past simple or present perfect.
My mom _________ (tell) me not to drink liters of Red Bull when I was younger.

Slide 21 - Open vraag

Fill in. Past simple or present perfect.
_____ you ever ________ (catch) a fish with your bare hands?

Slide 22 - Open vraag

Individual work
  • Do grammar assignments 7 - 9
  • Done? Study all words from unit 5 (homework).

Slide 23 - Tekstslide