IGP Kapitel 2

Wörter
Duits - Nederlands
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wörter
Duits - Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

außer

Slide 2 - Open vraag

der Unterricht

Slide 3 - Open vraag

das Erlebnis

Slide 4 - Open vraag

vor allem

Slide 5 - Open vraag

ärgern

Slide 6 - Open vraag

das Holz

Slide 7 - Open vraag

die Wahl

Slide 8 - Open vraag

die Fertigkeit

Slide 9 - Open vraag

Regale einräumen

Slide 10 - Open vraag

Wörter
Nederlands - Duits

Slide 11 - Tekstslide

lief

Slide 12 - Open vraag

verlegen

Slide 13 - Open vraag

moedig

Slide 14 - Open vraag

de blokfluit

Slide 15 - Open vraag

het orkest

Slide 16 - Open vraag

de violen

Slide 17 - Open vraag

das Partizip Perfekt
ge + stam + t
ge + stam + et
stam + t

Slide 18 - Tekstslide

Wij hebben gemaakt

Slide 19 - Open vraag

het is geland

Slide 20 - Open vraag

Zij heeft gekookt (kochen)

Slide 21 - Open vraag

Hij heeft gestudeerd
(studieren)

Slide 22 - Open vraag

Uhrzeiten

Slide 23 - Tekstslide

19:05

Slide 24 - Open vraag

10:15

Slide 25 - Open vraag

07:35

Slide 26 - Open vraag

Vraagwoorden

Slide 27 - Tekstslide

Ich habe eine Brille gekauft.
.... hast du die Brille gekauft?

Slide 28 - Open vraag

Ich bin Sanne.
... bist du?

Slide 29 - Open vraag

Ich bin vierzehn Jahre alt.
.... alt bist du?

Slide 30 - Open vraag

Präpositionen + Personalpronomen

Slide 31 - Tekstslide

tegen mij
A
gegen mich
B
ohne mich

Slide 32 - Quizvraag

zonder jou
A
ohne du
B
ohne dich

Slide 33 - Quizvraag

voor jullie
A
für ihr
B
für euch

Slide 34 - Quizvraag

Geschlecht

Slide 35 - Tekstslide

Winter
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 36 - Quizvraag

Leistung
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 37 - Quizvraag

Bett
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 38 - Quizvraag

Morgen
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 39 - Quizvraag

Brillen
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 40 - Quizvraag

Starke Verben
a --> ä

Slide 41 - Tekstslide

Er .. (fallen) von seinem Fahrrad

Slide 42 - Open vraag

... (laufen) du mit mir mit?

Slide 43 - Open vraag

.. (schlafen) Sie immer mit Schlafanzug?

Slide 44 - Open vraag