M4 trema koppelteken

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Trema en koppelteken

Het koppelteken.

De meeste samenstellingen schrijf je in het Nederlands aan elkaar:

• kassameisje
• wijkagent
• zomervakantie
• schoonmaakdoekje

Je mag altijd een koppelteken schrijven om de leesbaarheid te bevorderen:

• carnavalshit
• carnavals-hit

• antiaanbaklaag
• anti-aanbaklaag

• identiteitschip
• identiteits-chip

Trema

Een trema zijn twee puntjes op een klinker.

Een trema is bedoeld om duidelijk te maken 

hoe je een woord uitspreekt.

Voorbeelden trema:

• Azië
• patiënt
• geëerd
• knieën
• zeeën

Trema

voorbeeld

geüpload

als je dit ziet, zou je de eu als 1 klank uitspreken,

maar dat is niet de bedoeling.

Trema

Door een trema te zetten op de letter ná de breuk in de klank, spreek je het woord goed uit.

geüpload

ge - upload: vóór de u moet de klank worden gebroken.

Trema

Het trema maakt dus duidelijk dat het om 2 klinkers gaat, en niet om 1 klank.

Nog een voorbeeld: reünie (reunie)

Trema

Kijk naar het verschil in uitspraak:

ideeen  <ideen>

ideëen <idejeen>

ideeën <ideejen>

trema of koppelteken?

1. skien
2. Noord Afrika
3. West Australie
4. kopieren
5. lenteui
6. autoongeluk
7. Israel
8. Belgie

Quiz

Hij (spelen) dat spel heel vaak. (PVTT)

1. speelt
2. speeld
3. speelde
4. speeldt

Arnold (ruilen) zijn auto in. (PVTT)

1. ruilde
2. ruild
3. ruilt
4. ruildt

Het meisje (knipperen) met haar ogen. (PVTT)

1. knipperd
2. knipper
3. knippert
4. knipperdt

Martin (trakteren) morgen op appeltaart.

1. trakteerde
2. trakteert
3. trakteerd
4. trakteerdt

Dat idee (vinden) ik geweldig! (PVTT)

1. vond
2. vindt
3. vind
4. vint

Die man (reageren) meestal positief. (PVVT)

1. reageert
2. reageerde
3. reageerdt
4. reageerte

Het huis (branden) vorige week af. (PVVT)

1. branden
2. brandde
3. brande
4. brantte

Door die val (bloeden) zijn neus. (PVVT)

1. bloedde
2. bloeden
3. bloedte
4. bloede

De vrouw (relaxen) gisteren de hele middag. (PVVT)

1. relaxt
2. relaxde
3. relaxte
4. relaxtte

(Verlaten) zij hem nou vorig jaar?

1. verlate
2. verlaatte
3. verlaate
4. verliet

Hoe schrijf je: drieentwintig

1. drie-en-twintig
2. drieëntwintig
3. drietwintig
4. drieeentwintig

Hoe schrijf je: beinvloeden

1. be-invloeden
2. beïnvloedden
3. beïnvloeden
4. beinvloeden

Hoe schrijf je: onderzeeer

1. onderzeeeer
2. onderzeeër
3. onder-zeeër
4. onder-zee-er

Hoe schrijf je: geinteresseerd

1. geinteresseerd
2. geïntereseerd
3. ge-interesseerd
4. geïnteresseerd

Hoe schrijf je: autoonderdelen

1. autoonderdelen
2. auto-onderdelen
3. autonderdelen
4. autoönderdelen

Hoe schrijf je: astmaaanval

1. astmaanval
2. astmaáanval
3. astma-aanval
4. stamaanval

Hoe schrijf je: stereoinstallatie

1. stereo-installatie
2. stereoinstalatie
3. stereoïnstalatie
4. stereo-instalatie