HAVO/vwo 4 basis beschouwen Het verschil tussen VOORSTELLING en VORMGEVING

Het verschil tussen
 VOORSTELLING en VORMGEVING
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het verschil tussen
 VOORSTELLING en VORMGEVING

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

VOORSTELLING

Slide 3 - Tekstslide

Je kijkt eerst: ís er een voorstelling?
Oftewel: stelt het iets voor?

Slide 4 - Tekstslide

Is er een voorstelling?
Stelt het iets voor?

Slide 5 - Tekstslide

Dan is het 'figuratief'.
Je kunt er iets in herkennen.

Slide 6 - Tekstslide

Een figuratieve voorstelling kan zijn: 
1
realistisch


2
gestileerd


3
geabstraheerd


hoe het is gemaakt lijkt net echt
een 'versimpelde' versie
het lijkt bijna abstract maar nog net niet

Slide 7 - Tekstslide

Een realistisch schilderij...
  • is altijd figuratief
  • lijkt 'net echt'
  • plasticiteit, licht en stofuitdrukking zijn vaak belangrijk

Slide 8 - Tekstslide

Een gestileerde voorstelling...
  • is figuratief
  • is een versimpelde versie
  • meestal blijven de belangrijkste vormen en lijnen behouden

Slide 9 - Tekstslide

Een geabstraheerde voorstelling...
  • lijkt bijna abstract maar is het niet
  • het stelt dus wél iets voor
  • het resultaat is half abstract
  • vaak geeft de titel aan wat het voorstelt

Slide 10 - Tekstslide

Is er een voorstelling?
Stelt het iets voor?

Slide 11 - Tekstslide

Dan is het 'abstract' of 'non-figuratief'.
Je kunt er niets in herkennen.

Slide 12 - Tekstslide

Werk zonder voorstelling is: 
abstract / non-figuratief


het stelt niks herkenbaars voor


het gaat puur om de lijnen, vormen 
    en kleuren in het werk


Slide 13 - Tekstslide

voorstelling
Attribuut
Accessoire
Personage
Portret
Blikrichting
En Face
En profil
A trois-quart
Gebaar
Houding




Voorstelling
Wat zie je? Op welke manier weergegeven?


Figuratief
Abstract
Geabstraheerd
Naar waarneming
Naar de fantasie
Realistisch 
Geidealiseerd
Surrealistisch
Geënsceneerd

Kleding
Landschap
Onderwerp
Symbool
Thema
Vereenvoudigd
Vertellend
Uitdrukking
Verhaal
Stilleven
Genre
Idealiseren

Slide 14 - Tekstslide

figuratief
Abstract
Naar de 
waarneming
Naar de 
fantasie
portret
Stilleven
landschap

Slide 15 - Sleepvraag

figuratief
Abstract
Naar de 
waarneming
Naar de 
fantasie
portret
Stilleven
landschap

Slide 16 - Sleepvraag

figuratief
Abstract
Naar de 
waarneming
Naar de 
fantasie
portret
Stilleven
landschap

Slide 17 - Sleepvraag

Stelt het iets voor?
Dan is het ...
A
Gedetailleerd
B
Half- abstract
C
Figuratief
D
Abstract

Slide 18 - Quizvraag

Als je naar de foto kijkt, lijkt het of je contact met de jongen maakt. Noem een aspect van de voorstelling dat hiervoor zorgt. Leg je antwoord uit.
timer
1:00

Slide 19 - Open vraag

Heeft de fotograaf de jongen in het Vondelpark geïdealiseerd?
timer
1:00

Slide 20 - Open vraag

Sleep de teksten naar de juiste onderdelen
Blikrichting
Houding
Gezichtsuitdrukking
Kleding
- Vooruit, alsof ze aan het staren is
- neutraal, spieren zijn ontspannen
- beetje onderuitgezakt. Benen over elkaar heen geslagen. Handen rusten op de leuning
- sierlijk en ze kan zich hier goed in bewegen

Slide 21 - Sleepvraag

VORMGEVING
VOORSTELLING
Zij kijkt de beschouwer aan.

Zij staat op de voorgrond
Zij is ten voeten uit geschilderd.

Zij staat op de verticale middenas van het schilderij/bijna in het midden
Ze wordt niet overlapt door andere figuren
Ze wordt omringd door hofdames/-personeel, of: de figuren hebben hun blik gericht
op het prinsesje, of: de houding van de figuren is gewend naar het prinsesje.

ze vormt een licht/donkercontrast
met de rest van het schilderij.

Slide 22 - Sleepvraag

VORMGEVING

Slide 23 - Tekstslide

Bij de vormgeving bekijk je:
  • hoe worden de beeldaspecten toegepast
  • welke materialen worden gebruikt
  • welke technieken worden toegepast

Slide 24 - Tekstslide

BEELDASPECTEN
VORM
KLEUR
RUIMTE
LICHT
COMPOSITIE
TEXTUUR/STRUCTUUR

Slide 25 - Tekstslide

Gebruikte materialen
Welke materialen zijn er gebruikt zijn om het werk te maken?
Zoals bijvoorbeeld:
klei, hout, steen, verf, marmer, papier, brons, potlood, stof, garen, inkt, karton, houtskool, enz.

Slide 26 - Tekstslide

Een aantal voorbeelden: 
porselein, stof en borduurgaren

Slide 27 - Tekstslide

olieverf op doek

Slide 28 - Tekstslide

papier knipsels

Slide 29 - Tekstslide

vilt 

Slide 30 - Tekstslide

brons

Slide 31 - Tekstslide

Gebruikte technieken
Welke techniek is er, of welke technieken zijn er gebruikt?
Zoals bijvoorbeeld:
tekenen, schilderen, graveren, boetseren, beeldhouwen, etsen, construeren, enz.
Hanteringswijze =
bekijk hóe de materialen zijn toegepast

Slide 32 - Tekstslide

Een voorbeeld:
Materialen: beide olieverf op doek
Techniek: beide zijn geschilderd
Maar de hanteringswijze van de kwast en de verf verschilt!

Slide 33 - Tekstslide

verf is in streepjes aangebracht met een losse 'toets'
verf is aangebracht door spetters en druppels

Slide 34 - Tekstslide

Samenvattend: 
 VOORSTELLING                                                    VORMGEVING
Wat zie je? Is er een voorstelling?
Hoe is het vormgegeven?
Ja er is een herkenbare voorstelling, het is dan dus figuratief
  • realistisch
  • gestileerd
  • geabstraheerd
Nee er is géén voorstelling, het is abstract of non-figuratief
Over welke beeldaspecten kun je wat zeggen:
  • kleur
  • vorm
  • compositie
  • licht
  • ruimte
  • textuur
Welke materialen zijn gebruikt?
Welke technieken zijn toegepast?
Verder gaat Voorstelling over:
lichaamshouding, gebaren, symboliek, verwijzing naar verhalen of mythes, (zie dia 14!)

Slide 35 - Tekstslide