-ing form or to-infinitive

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

2hv - Unit 7

to + infinitive

or

-ing form

Wanneer gebruiken we -ing of de infinitive?

Er zijn veel verschillende regeltjes voor het gebruik van de infinitive. We gaan er naar 3 kijken dit hoofdstuk.

Eerst even een stukje herhalen over de -ing form

-ING FORM

Voordat we beginnen aan een nieuw onderwerp, eerst even terugkijken wat we al weten. Wat is de -ing vorm? Het ziet er zo uit: 

walk

sing

do

read

walking

singing

doing

reading

-ing form as continuous

Je gebruikt de -ing vorm als je laat zien dat iets bezig is. Dit heb je in klas 1 geleerd. Je hebt dan een vorm van to be nodig + werkwoord + ing. 

Maar je hebt in Unit 2 ook andere regeltjes geleerd voor het gebruik van -ing. Die gaan we nu eerst herhalen.

Right now, I'm looking at my ipad.

The class is discussing the previous test.

-ing form as subjects of a sentence

Je kan een werkwoord ook een onderwerp maken van een zin. Je gebruikt hier de -ing vorm voor. Het is dan in plaats van een werkwoord (iets doen) een onderwerp (een ding) geworden.

Voorbeeld zin 1 : Het dansen is niet iets wat je nu doet, maar hetgeen wat je hobby is. Het is dan een 'ding'.

1. Dancing is my hobby.

2. Listening to music can be relaxing.

-ing form after prepositions

Na een voorzetsel komt altijd de -ing vorm.

Voorzetsel zijn oa: on, in, at, by, about, for, of, etc.

I'm not very good at swimming.

-ing form after some verbs

Als er bepaalde werkwoorden al in een zin staan dan is het 2e werkwoord altijd in de -ing vorm geschreven. Dit zijn woorden die aangeven wat je van iets vindt:

Love, hate, like, dislike, can't stand, enjoy, don't mind, etc.

Yan loves watching football.

I don't mind walking in the cold and the rain.

She dislikes cooking.

TO + INFINITIVE

Nu een stapje verder. Een infinitve = het hele werkwoord

We gebruiken soms to + infinitive in de zin. Waneer en waarom? Dat ga je in deze lessonup leren!

walk

sing

do

read

to walk

to sing

to do

to read

adjective + to + infinitive

Wanneer een werkwoord na een bijvoeglijk naamwoord komt, dan is het vaak to + infinitive

It's exciting to visit new places.

It's really nice to see you!

verb + to + infinitive

If you remember or forgot something that happened in the past, you use the -ing form 

I remember locking the door.

I won't forget doing that.

I will remember to lock the door.

I won't forget to do that.

If you need to remember or (not) forget something that hasn't happened yet, you use the to-infinitive

terugdenken aan, herinneren

onthouden / vergeten iets te gaan doen

verb + to + infinitive

Soms staan er 2 werkwoorden in de zin. De vorm van het 2e werkwoord heeft alles te maken met het 1e werkwoord.

 

Het 2e werkwoord is to + infinitive na de volgende werkwoorden: decide, help, hope, intend, learn, need, plan, pretend, promise, want, would like.

I need to go to the shops.

We decided to move to England.

USED TO

If something was a habit in the past, 

you use the to-infinitive

We used to read every day.

He used to go to school.

We are used to reading every day.

He is used to going to school.

If you are familiar with doing something, 

you use the -ing form and "to be"

gewoonte in het verleden

gewend zijn om iets te doen

MEAN

If you mean "to intend", 

you use the to-infinitive

I didn't mean to scare you.

This means starting all over.

If you mean "to have a particular result", 

you use the -ing form

bedoelen, de bedoeling zijn

een specifieke uitkomst hebben, betekenen

TRY

If you mean "attempting to do something",

you use the to-infinitive

I tried to convince him to let us go home early.

Try holding your breath to stop sneezing.

If you mean "testing if something works",

you use the -ing form

iets pogen te doen

Explaining the purpose of an action.

Je gebruikt ook to + infinitive als je wilt zeggen waarom je iets doet.

1. I went to the library to look for an English book.

2. She's going to Paris to visit a friend.

1. Waarom ging je naar de bibliotheek? Om een Engels boek te zoeken.

2. Waarom gaat ze naar Parijs? Om een vriend te bezoeken.

QUIZ TIME

Let's review! 

I'm saving money ............. a new car

1. to buy
2. buying

I can't stand ............ inside all day. The weather is beautiful!

1. to stay
2. staying

I promise ............ that again.

1. not to do
2. not doing

............ is great for you health.

1. To play sport
2. Playing sport

I really want to go to Spain .............. the Spanish language.

1. for learning
2. to learn

I’m sure he didn’t intend ... your phone, it was an accident.

1. to drop
2. dropping

I'm sorry about ....... so late again. Tomorrow I'll be home early.

1. working
2. work

How did it go?

-ing form or to-infinitive?

Karin Wansink

Engels

THE END

Well done, I'll see you in class!