2021/1/6 afronding Pro Caelio

Pro Caelio
Afronding
- verhaallijn oppakken
- grammatica en stijlfiguren
- nakijken

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pro Caelio
Afronding
- verhaallijn oppakken
- grammatica en stijlfiguren
- nakijken

Slide 1 - Tekstslide

Leg uit wat het begrip pathos inhoudt

Slide 2 - Open vraag

Welke retorische middelen zijn er nog meer?

Slide 3 - Open vraag

Verhaallijn oppakken: welke uitspraak klopt?
A
Volgens Cicero heeft Licinius de badmeester omgekocht
B
Volgens Cicero is het belachelijk dat Licinius het gif in de baden zou hebben overhandigd
C
Volgens Clodia wilden haar slaven haar vermoorden
D
Volgens Caelius probeerde Clodia hem in de baden te vermoorden

Slide 4 - Quizvraag

Verhaallijn oppakken: hoe probeerde Clodia Caelius te betrappen, volgens de aanklagers?

Slide 5 - Open vraag

Regel 130-138

Slide 6 - Tekstslide

Regel 131, deprehensi. Wat voor vorm?
A
inf passief
B
ppa nom mv m
C
ppp gen ev o
D
ger v con gen ev o

Slide 7 - Quizvraag

Noteer het woord uit regel 130-134 dat ironisch/sarcastisch bedoeld is

Slide 8 - Open vraag

Regel 134, sint.
Wat voor vorm + tijd + van welke ww?

Slide 9 - Open vraag

Regel 134, sint. Verklaar waarom hier een coni gebruikt is

Slide 10 - Open vraag

Determineer plenissimis in regel 137

Slide 11 - Open vraag

Regel 139-147

Slide 12 - Tekstslide

Regel 141, testes egregios. De lading hiervan is:
A
neutraal
B
bezorgd
C
sarcastisch
D
becomplimenterend

Slide 13 - Quizvraag

Regel 144, conaretur.
Determineer

Slide 14 - Open vraag

Regel 145, evolasse. Dit is een epische verkorting. Wat moet je hier eigenlijk lezen?

Slide 15 - Open vraag

Citeer het tekstelement uit deze passage waaruit blijkt dat onbekend is wie de getuigen zijn.

Slide 16 - Open vraag

Regel 146, ad tradendam pyxidem. Welke constructie?
A
abl. abs.
B
gerundium
C
ger v v
D
ger v con

Slide 17 - Quizvraag


Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Determineer fictas in 149

Slide 20 - Open vraag

Facile in 149 is een...?
A
ablativus
B
superlativus
C
bijwoord
D
comparativus

Slide 21 - Quizvraag