In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom in de les
Vandaag:
terug blikken op §12.4
lesdoelen §12.5
instructie §12.5
Maken opdrachten
Afsluiten les
§12.5 Energie en botsen
Slide 1 - Tekstslide
Vragen §12.4
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Opagve 113a
Slide 4 - Tekstslide
Opagve 113b
Slide 5 - Tekstslide
Opagve 113c
Slide 6 - Tekstslide
Sleep het juiste diagram naar de juiste soort beweging.
eenparig
vertraagd
versneld
Slide 7 - Sleepvraag
Een auto rijdt weg bij een verkeerslicht. Wat voor beweging is dit?
A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging
Slide 8 - Quizvraag
Je moet op de fiets afremmen, omdat de spoorbomen dichtgaan. Wat voor beweging is dit?
A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging
Slide 9 - Quizvraag
Als de netto kracht op een voorwerp nul is, is ook de snelheid van dat voorwerp nul.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
De versnelling is altijd in de richting van de netto kracht
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Een auto rijdt 49 km/h als voor hem het verkeers-licht op rood springt. De bestuurder remt en staat in 2,2 s stil. Bereken de vertraging van de auto.
Slide 12 - Open vraag
De leerling kan aan het einde van de les....
de arbeid uit kracht en afstand berekenen;
aangeven hoe de bewegingsenergie door arbeid verandert;
de wet van behoud van energie toepassen.
Slide 13 - Tekstslide
Energie en botsen
Waar blijft de
bewegingsenergie van de
automobilist?
Slide 14 - Tekstslide
Arbeid en bewegingsenergie
Om de auto in beweging te krijgen, moeten er een grote kracht uitgeoefend worden.
De wagen krijgt dan snelheid
en dus bewegingsenergie.
De duwers verrichten arbeid.
Slide 15 - Tekstslide
Arbeid en bewegingsenergie
De kracht verplaatst zich over een bepaalde afstand.
De hoeveelheid verrichte arbeid is groter bij een grotere kracht of een
grotere afstand.
In formule:
W=F⋅s
Slide 16 - Tekstslide
Arbeid en bewegingsenergie
Er wordt alleen arbeid verricht bij:
- verandering van (bewegings)energie
- verplaatsing
W=F⋅s
Slide 17 - Tekstslide
even oefenen!
Bij het fietsen beweegt Klaas met
een constante snelheid.
De spierkracht die klaas levert is 600 N.
Bereken de arbeid die klaas verricht als hij 1500 m fietst.
Slide 18 - Tekstslide
even oefenen!
G: Fspier = 600 N, s = 1500 m
G: W = ? J
F: W = F . s
B: W = F . s = 600 . 1500 = 900.000 J
A: de verrichte arbeid is 900.000 J = (900kJ)
Slide 19 - Tekstslide
even oefenen!
Bij het afremmen voor een stoplicht beweegt
Klaas eenparig vertraagd.
De bewegingsenergie van Klaas is 1850 J.
Zijn remkracht is 200 N.
Bereken via arbeid de afstand van het remmen.
Slide 20 - Tekstslide
even oefenen!
G: W = 1850 J, Frem = 200 N
G: s = ? m
F:
B:
A: de afgelegde afstand is 9,25 m
s=FW
W=F⋅s
s=FW=2001850=9,25
Slide 21 - Tekstslide
Arbeid bij botsen
Bij een botsing verandert de snelheid. De auto krijgt minder bewegingsenergie. Dit komt doordat er een kracht op de auto werkt. Deze kracht verricht dus arbeid.
Slide 22 - Tekstslide
Arbeid bij botsen
De verrichte arbeid is gelijk aan de verandering van bewegingsenergie.
21⋅m⋅v2=F⋅s
Ek=W
Slide 23 - Tekstslide
Even oefenen
Een auto (1965) heeft bij een snelheid van 100 km/h
een bewegingsenergie van 460 kJ.
De kreukelzone van de auto is 12 cm.
a. Hoe groot is de arbeid tijdens de botsing.
b. Bereken de kracht (F) tijdens de botsing in kN.
Rond af op een heel getal.
timer
10:00
Slide 24 - Tekstslide
Even oefenen
a. De bewegingsenergie wordt volledig
omgezet in arbeid.
De arbeid is dan ook 460 kJ.
timer
10:00
Slide 25 - Tekstslide
Antwoord
G: W = 460 kJ = 460.000 J, s = 12 cm = 0,12 m
G: F = ? N
F:
B:
A: De gemiddelde kracht is 3.833 kN
W=F⋅s
F=sW
F=sW=0,12460.000=3.833.333,33N
Slide 26 - Tekstslide
Aan de slag!
Lezen §12.5 uit je boek
Maak de "gewone" opgaven;
kies eventueel uit:
⨀ - route
✱ - route
Zf
Slide 27 - Tekstslide
Wat weet je al???
Slide 28 - Tekstslide
Energie en botsen
Waar blijft de
bewegingsenergie van de
automobilist?
Slide 29 - Tekstslide
De verrichte arbeid wordt groter als:
A
de snelheidsverandering kleiner is
B
de massa groter is
C
de afstand constant is
D
de tijd groter wordt
Slide 30 - Quizvraag
Een helm helpt bij een botsing, want die ...
A
verkort de remweg
B
verdeelt de kracht over een groter oppervlak
C
centreert de kracht van op een bepaald punt
D
staat cool in de ambulance
Slide 31 - Quizvraag
Een kreukelzone is veilig bij een botsing want die ...
A
verlengt de remweg
B
vergroot de versnelling
C
zorgt voor een kleinere botsafstand
D
verdeelt de kracht over de airbag
Slide 32 - Quizvraag
Kim gaat harder rijden. Haar snelheid gaat in 7 seconden van 8 m/s naar 22 m/s. Wat is haar versnelling?
Slide 33 - Open vraag
Bij een noodstop staat een auto (800 kg) binnen 6 seconden stil met een vertraging van -5,5 m/s2. Bereken de remkracht.
Slide 34 - Open vraag
Bereken de bewegingsenergie van een auto (800 kg) bij 50 km/h
Slide 35 - Open vraag
Je fietst van huis naar school. De afstand is 4000 m. De voorwaartse kracht door het trappen is 35 N. Bereken de arbeid die je spieren verrichten tijdens de rit naar school.
Slide 36 - Open vraag
Je probeert de bovenste steen van een hunebed weg te duwen. Je levert een kracht van maximaal 1200N tijdens 33 seconden. De steen verplaats natuurlijk niet. Hoe groot is de arbeid?
Slide 37 - Open vraag
Ebew = 480 000 J Kreukelzone deukt 120 cm. a) Hoe groot is de arbeid?
Slide 38 - Open vraag
Ebew = 480 000 J Kreukelzone deukt 120 cm. b) Bereken de botskracht?
Slide 39 - Open vraag
afstand
massa
snelheid
kracht
arbeid
energie
J
E
Nm
W
N
F
m/s
v
kg
km
m
s
Slide 40 - Sleepvraag
Arbeid bereken ik met de formule:
Bewegingsenergie bereken ik met de formule:
Zwaarte-energie bereken ik met de formule:
Ez = m · g · h
Ek = ½ · m · v²
W = F · s
Slide 41 - Sleepvraag
Hoe lang moet je de pijl van de trekkracht tekenen, als er gegeven is dat: Trekkracht = 52 N en schaal 1cm ≙ 10N
A
5,2 cm
B
52 cm
C
1,9 cm
D
19 cm
Slide 42 - Quizvraag
Hoe lang moet je de pijl van de trekkracht tekenen, als er gegeven is dat: Trekkracht = 1300 N en schaal 1cm ≙ 200N
A
0,15 cm
B
1,5 cm
C
0,65 cm
D
6,5 cm
Slide 43 - Quizvraag
Een stoel, 25kg, wordt met een constante snelheid verschoven. Hierbij is een kracht van 180N nodig. Bereken de arbeid die nodig is om de stoel 2m te verschuiven
A
50 J
B
50Nm
C
360Nm
D
4500Nm
Slide 44 - Quizvraag
Baksteen 2,5kg ligt op een bouwsteiger op een hoogte van 3,2m. Bereken de zwaarte-energie van de baksteen.
A
80J
B
25,6J
C
20J
D
te weinig gegevens
Slide 45 - Quizvraag
Baksteen 2,5kg ligt op een bouwsteiger op een hoogte van 3,2m. De baksteen valt naar beneden. Bereken de snelheid waarmee de steen de grond raakt. E(z) wordt omgezet in E(k)
A
80m/s
B
8m/s
C
64m/s
D
4m/s
Slide 46 - Quizvraag
Een andere steen van 3,0kg valt van een hoogte van 20m. De valbeweging is een eenparig versnelde beweging. De valversnelling is 10m/s². Bereken de snelheid.
A
3,3 m/s
B
5m/s
C
10m/s
D
20m/s
Slide 47 - Quizvraag
Je glijdt van een 20m hoge heuvel af en de totale massa is 72kg. a. Bereken de zwaarte-energie boven op de heuvel m = 72kg h = 20m
Slide 48 - Open vraag
Je glijdt van een 20m hoge heuvel af en de totale massa is 72kg. b. Bereken bewegingsenergie onderaan heuvel bij snelheid 11m/s. m = 72kg v = 11m/s
Slide 49 - Open vraag
Je kunt...
de arbeid uit kracht en afstand berekenen;
aangeven hoe de bewegingsenergie door arbeid verandert;