(1) Herhaling woordsoorten brugklas

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Hoofdstuk 1	Woordsoorten benoemen = taalkundig ontleden
	Zelfstandig naamwoord en lidwoord
	Bijvoeglijk naamwoord
	Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
	Voorzetsel

Tekst

Zelfstandig naamwoord noemt een mens, dier, plant, ding of een begrip. 

- Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten (de, het of een). 

- Een zelfstandig naamwoord kun je MEESTAL in het meervoud zetten.

- Van een zelfstandig naamwoord kun je vaak een verkleinwoord maken. 

- Tot de zelfstandig naamwoorden behoren ook de eigennamen. 

Het lidwoord 

De, het en een zijn lidwoorden. 

- Lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord.

- Een is een onbepaald lidwoord. 

- De en het zijn bepaalde lidwoorden.

Het werkwoord...

...drukt een handeling, een situatie of een gebeurtenis uit.

- Het hele werkwoord heet ook wel infinitief.

Een werkwoord kun je aanpassen:

- aan de persoon die iets doet;

- aan de tijd. 

Dit noem je vervoegen. 

Kies de juiste woordsoort.

Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.

1. Zelfstandig naamwoord (zn)
2. Voorzetsel (vz)
3. Bijvoeglijk naamwoord (bn)
4. Lidwoord (lw)

Kies de juiste woordsoort.

Ik fiets nog snel even naar de winkel.

1. Bepaald lidwoord (blw)
2. Onbepaald lidwoord (olw)

Kies de juiste woordsoort.

Gisteravond heb ik een film gekeken.

1. Werkwoord (ww)
2. Zelfstandig naamwoord (znw)
3. Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Welke bepaalde lidwoorden zijn er?

Kies de juiste woordsoort.

Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  

1. Werkwoord (ww)
2. Zelfstandig naamwoord (zn)
3. Bijvoeglijk naamwoord (bn)
4. Voorzetsel (vz)

Ik zoek de betekenis van het woord straks even op. 

1. Werkwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijke naamwoord
4. Lidwoord

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Kies de juiste woordsoort.

Ik heb veel nagedacht.

1. Zelfstandig werkwoord (zww)
2. Hulpwerkwoord (hww)

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.

Bepaald lidwoord

Zelfstandig naamwoord

Werkwoord

Onbepaald lidwoord

Een 

het

de

denkt

spinnen

pauze

geheugen

toetje

toetsen

getekend

dans

Wat is een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw.)?

1. duidt een persoon aan.
2. duidt een dier aan.
3. duidt een ding aan.

wat is een persoonlijk voornaamwoord?

1. mijn fiets
2. jij, hij, zij, het
3. eerste , tweede, derde
4. wie, wat, waar

Wat is het persoonlijk voornaamwoord

1. Hij
2. Iedereen
3. Het
4. Niets

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...

1. Zij
2. Zij, haar
3. Zij, haar, haar
4. haar

Is ‘uw’ een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

1. persoonlijk
2. bezittelijk

Wat is een voorbeeld van een bezittelijk voornaamwoord?

1. ik
2. vergissen
3. mijn
4. me

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

1. duidt een persoon, dier of ding aan
2. geeft aan van wie iets is.

Het hulpwerkwoord kan zonder zelfstandig werkwoord in een zin staan.

1. Waar
2. Niet waar

Waar of niet waar?
Een zelfstandig werkwoord heeft altijd een hulpwerkwoord nodig.

1. waar
2. niet waar

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb  een ijsje uit de diepvries gepakt.   

1. heb = zww gepakt = zww
2. heb = hww gepakt = hww
3. heb = hww gepakt = zww
4. heb = zww gepakt = hww

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word geslagen
word =

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord

In zinnen met een hulpwerkwoord is het zelfstandig werkwoord vaak een???

1. Voltooid deelwoord
2. Infinitief
3. Lidwoord
4. Voorzetsel