Schritt 27-3THo-Schritt 25-27-schreiben-29-11

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hausaufgabe war:
Herhalen: ww in de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd=> Buch 4, Seite 161-164 (1a t/m 1i)



Leren: Vokabeln Schritt 27 D-NL, Seite 77

Slide 3 - Tekstslide

Hallo Nina! 
Hoe gaat het met jou? = __________________ 
Met mij gaat het goed. =____________________
Ich bin im Urlaub in Österreich, mit meinen ___________ (ouders).
Wij hebben een eenpersoonskamer en een tweepersoonskamer. = __________
Het zwembad was gisteren vies. = ___________________________
Maar de handdoeken waren schoon. ___________________________
Wij boekten de accommodatie al op (=an) kerst. __________________
Ga je naar de (= zum) kerstmarkt? ______________________
We zien elkaar hopelijk (hoffentlich) snel.
Tschüss!
jouw naam
timer
7:00

Slide 4 - Tekstslide

Hallo Nina!
  1. Wie geht es dir? Mir geht es gut.
  2. Ich bin im Urlaub in Österreich, mit meinen Eltern.
  3. Wir haben ein Einzelzimmer und ein Doppelzimmer.
  4. Das Schwimmbad war gestern schmutzig.
  5. Aber die Handüchter waren sauber.
  6. Wir buchten die Unterkunft schon an Weihnachten.
  7. Gehst du zum Weihnachtsmarkt
  8. Wir treffen/sehen uns hoffentlich schnell.
  9. Tschüss!
  10. jouw naam

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Hilfe: Seite 68, Aufgabe 7
  1. arbeiten
  2. arbeiten
  3. zeichnen
  4. mieten
  5. kosten
  6. warten
  7. hoffen
  8. schneien
  9. kaufen
  10. erreichen
  11. erklären
  12. kochen
Macht diese Aufgaben:

Seite 68, Aufgabe 7 (siehe Hilfe!) = verleden tijd
Seite 76: Aufgabe 1
Seite 77: Vokabeln lesen und Aufgabe 2 machen
Seite 77: Aufgabe 3 machen (=tegenwoordige en voltooide tijd)

Klaar? Woordjes leren (StudyGo)









Wir kontrollieren in den letzten 5 Minuten
Je mag fluisteren met jouw buur

Slide 7 - Tekstslide

Seite 68: Aufgabe 7
  1. Er arbeitete
  2. arbeiteten Sie
  3. zeichnetest
  4. Ich mietete
  5. Das kostete
  6.  wartetet ihr
  7. Die Kinder hofften
  8. schneite es
  9. Meine Mutter kaufte
  10. Die Touristen erreichten
  11. erklärtest du
  12. kochtet ihr
Schritt 27, Aufgabe 1 Der Ausflug
  1. r
  2. r
  3. f
  4. f

Schritt 27, Aufgabe 2 Vokabeln
  1. Fluggesellschaft
  2. Entweder… oder
  3. Strecke
  4. Allerdings
  5. gefährden
  6. Falls


Slide 8 - Tekstslide

Schritt 27, Aufgabe 3 Grammatik: Wiederholung
Tegenwoordige tijd en voltooide tijd
  1. geregnet => regnen krijgt extra -e (zoals antworten/reden)
  2. öffnet => öffnen krijgt extra -e (zoals antworten/reden)
  3. ändern =>stam op -r:  geen -en bij wir 
  4. rechnest => krijgt extra -e (zoals antworten/reden)
  5. getwittert  (niets bijzonders =  ge+stam+t)
  6. begegnet => krijgt extra -e (zoals antworten/reden)
  7. rudere (niets bijzonders = stam +e)
  8. regnet => krijgt extra -e (zoals antworten/reden)
  9. gezeichnet => krijgt extra -e (zoals antworten/reden)
  10. atmet => krijgt extra -e (zoals antworten/reden)

Slide 9 - Tekstslide

Lernziel heute:
Lesen: ich kann Informationen finden in kurzen Texten
=> Aufgabe 4, 6 und Stempelaufgabe


Slide 10 - Tekstslide

Aufgabe 4, Seite 78
 1:

Slide 11 - Tekstslide

Aufgabe 4, Seite 78
Tipp 2: Unterstreiche den Kern in den Antworten
1. Achte (=Let) nicht  Fehler anderer 
2. Mit Knoten kommuniziert man deutlich
3. Muskeln (=spieren) warm machen
4. Sichern egal, wo du stehst
5. Ein Seil (=touw) im gleichen Karabiner
timer
2:00

Slide 12 - Tekstslide

Selbständig:
Mache jetzt diese Lese-Aufträge:
1) Aufgabe 6, Seite 79: Eine Nacht im Iglu-Dorf

2) Stempelaufgabe Seite 80/81: 
Aufgabe A                                   oder B 

Fertig? Wörterliste lernen (Seite 95-97; NICHT: Redemittel 26)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Hausaufgabe:
Herhalen: ww in de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd
=> Buch 4, Seite 161-164 (1a t/m 1i) / Kladblad

Of: Tegenwoordige en voltooide tijd: https://studygo.com/nl/learn/lists/179493697/duits--zwakke-werkwoorden-in-de-tegenwoordige-tijd-en-voltooide-tijd


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide