voorzetsel "Naar"

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?


Het voorzetsel 'naar'

Slide 2 - Tekstslide

Lernziel
aan het einde van deze les .........


  • ken je de verschillende vertalingen van het voorzetsel " naar" en kun je deze correct toepassen.

Slide 3 - Tekstslide

wie geht es dir heute?

Slide 4 - Poll

Voorzetsel 'naar'
Het voorzetsel 'naar' kun je in het Duits op 3 manieren vertalen:
  • nach
  •  zu
  • in

bovenstaande geven allemaal  aan dat je ergens heen / naartoe gaat .

Slide 5 - Tekstslide

nach
*voor steden
  •  naar Berlijn /  nach Berlin
  • naar Londen / nach London 


*voor landen, mits ze geen vast lidwoord bij zich hebben:
  • naar Polen / nach Polen
  • naar Duitsland / nach Deutschland

*in de uitdrukkingen : naar huis gaan, thuiskomen:
  • naar huis gaan / nach Hause gehen
  • thuiskomen/ nach Hause kommen

Slide 6 - Tekstslide

Richting
Je gebruikt nach ook als het een richting aangeeft :
  “nach links”, “nach rechts”, “nach oben”, “nach vorne”.

Slide 7 - Tekstslide

 Ook bij windrichtingen gebruik je nach. 
“Ich fahre nach Osten”, “nach Süden”.

Slide 8 - Tekstslide

zu
Zu gebruik je als je naar iemand (person) toe gaat / in die richting

zij gaat naar haar oma/ sie fährt zu ihrer Oma
ik ga naar Yasmine / ich gehe zu Yasmine

Slide 9 - Tekstslide

in
*in een aantal vaste uitdrukkingen  met gehen / binnen gaan van een gebouw
  • naar de bioscoop gaan / in das Kino gehen
  • naar het toneel gaan / in das Theater gehen
  • naar de supermarkt gaan gaan/ in den Supermarkt gehen

*voor landen met een vast lidwoord in het Duits: die Niederlande / die Schweiz
  • naar Nederland gaan / in die Niederlande fahren
  • naar Zwitserland gaan / in die Schweiz fahren

Slide 10 - Tekstslide

Vul in de volgende vragen de juiste versie van het voorzetsel naar in

Slide 11 - Tekstslide

ich fahre ........ Berlin?
A
zu
B
nach
C
in

Slide 12 - Quizvraag

ich gehe ...... Peter feiern
A
zu
B
nach
C
in

Slide 13 - Quizvraag

wir gehen ...... das Kino
A
zu
B
nach
C
in

Slide 14 - Quizvraag

morgen fliegen wir .... London
A
zu
B
nach
C
in

Slide 15 - Quizvraag

ich gehe .... meiner Schwester
A
in
B
zu
C
nach

Slide 16 - Quizvraag

.... die USA fliegen
A
nach
B
in
C
zu

Slide 17 - Quizvraag