2mhd - 10-06-2024 H5 trappen van vergelijking

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen
  • laptop (dicht!)
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen
  • laptop (dicht!)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen
  • Huiswerk bespreken (kort)
  • Uitleg H5 Formuleren (blz. 134)
  • Huiswerk maken

Slide 2 - Tekstslide



Na deze lessen kun je
  • de trappen van vergelijking gebruiken in combinatie met als en dan.
  • de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed spellen.
Doel

Slide 3 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
H4 Formuleren (v.a. blz. 108): opdrachten 4 en 5

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

H5 (blz. 134): Trappen van vergelijking
3 trappen van vergelijking
de stellende trap
mooi
de vergrotende trap
mooier  (+-er)
de overtreffende trap
mooist   (+-st)

Slide 6 - Tekstslide

Stellende trap
Vergrotende trap
Overtreffende trap
Woorden eindigend op -r
(duur)
eindigt op -der
(duurder)
.
(duurst)
Woorden eindigend op -s
(vies)
.
(viezer)
alleen +t
(viest)
Woorden eindigend op -st 
of -sch
(verrast of praktisch)
.
.
(verraster of praktischer)
Geen -st, maar meest
(meest verrast)
(meest praktisch)
Uitzondering(en)
goed - beter - best
veel - meer - meest

Slide 7 - Tekstslide

Trappen van vergelijking met als  en dan.
Als => na de stellende trap, vaak staan woorden als 'even' of '(net) zo' in de zin. (Ik heb even veel zin in de vakantie als jullie.)
Dan => na de vergrotende trap (Ik ben ouder dan mevrouw Jagt.)

(Herhaal in gedachten de pv als je niet weet welke vorm achter als of dan moet). (Hij leest even snel als ik (lees)).




Slide 8 - Tekstslide

waarmee en met wie
  • Verwijswoorden zoals waarmee, waaronder en waardoor verwijzen naar dingen en dieren.  
  • Verwijswoorden zoals met wie, door wie, voor wie en tegen wie verwijzen naar personen. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat:
Maken: 
H5 F (v.a. blz. 134): Opdracht 1

Hoe:
Je mag samenwerken met je buurman/buurvrouw als je naast iemand zit. Anders werk je alleen.

Klaar?
Maak opdrachten 2 en 3
(online)





Hulp nodig?
Kijk naar het stoplicht

rood: stil! 
Vraag het de docent als
je het echt niet meer weet.
geel: fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je
groenfluisterniveau 
Overleg met diegene naast je of vraag het
de docent  


Aan het werk!
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide



Na deze lessen kun je
  • de trappen van vergelijking gebruiken in combinatie met als en dan.
  • de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed spellen.
Doel

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Woensdag 12 juni:
Maken:
H5 Formuleren (blz. 134): opdrachten 1 t/m 3




Slide 12 - Tekstslide