1KM HER H1/H2 Taalverzorging

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Leesboek
  • Nieuw Nederlands lesboek
  • Schrift
  • Pen
timer
2:00
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Leesboek
  • Nieuw Nederlands lesboek
  • Schrift
  • Pen
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Lesdoelen
  • Mededelingen
  • Lezen
  • Huiswerk bespreken
  • Zelfstandig werken
  • Huiswerk
  • Evaluatie les

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik weet de betekenis van alle woorden uit de paragraaf.
  • Ik kan de ik-vorm van werkwoorden in de tegenwoordige tijd spellen.
  • Ik kan woorden met ei en ij goed spellen.
  • Ik weet wat ik moet leren voor de toets.

Slide 3 - Tekstslide

Mededelingen
Wat moet ik weten?

Slide 4 - Tekstslide

Lezen in stilte
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken opdracht 3 t/m 5 vanaf blz. 56 en opdracht 4 en 5 op blz. 227

  • Kijk met een andere kleur pen na.
  • Zet een krul als het antwoord goed is.
  • Is het fout? Zet een kruisje en daarachter het juiste antwoord.

Slide 6 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
  • Opdracht 1 t/m 3 en 5 op blz. 58/59

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 1
1. koop – ik koop
2. maaien – ik maai
3. zingen – ik zing
4. rekenen – ik reken
5. kijken – ik kijk
6. betalen – ik betaal
7. spelen – ik speel
8. belasten – ik belast
9. worden – ik word

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 2
1. pakken – ik pak
2. lezen – ik lees
3. graven – ik graaf
4. tillen – ik til
5. rammen – ik ram
6. letten – ik let
7. leven – ik leef
8. blazen – ik blaas
9. zitten – ik zit


Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 3
1. moet: moeten – ik moet
2. heeft: hebben – ik heb
3. staat: staan – ik sta
4. wordt: worden – ik word
5. genoemd: noemen – ik noem
6. ontwierp: ontwerpen – ik ontwerp
7. maakte: maken – ik maak
8. plaatste: plaatsen – ik plaats
9. zie: zien – ik zie
10. vergelijken: vergelijken – ik vergelijk



Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 5
1. eindelijk, dijk 
2. hoeveelheid, aardbeien.
3. dreigende, drijven 
4. twijfel, seizoen 
5. feit.
6. bladzijde




Slide 11 - Tekstslide

Nakijken opdracht 4, 5 en 6 op blz. 234/235

  • Kijk met een andere kleur pen na.
  • Zet een krul als het antwoord goed is.
  • Is het fout? Zet een kruisje en daarachter het juiste antwoord.

Slide 12 - Tekstslide

Synoniemen
Twee woorden betekenen hetzelfde of bijna hetzelfde.

Ken je de betekenis van het woord niet? Bekijk of er in de zin een synoniem staat.
Staat het synoniem niet in dezelfde zin? Lees dan ook de vorige en volgende zin of alinea. 

Slide 13 - Tekstslide

Woordsoorten
  • Woorden kun je indelen in woordsoorten
  • Wat zijn woordsoorten? 

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoorden
  • In een zin staat minstens één werkwoord
  • Er zijn ook zinnen met, meerdere werkwoorden
  • Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt
  • Een werkwoord kun je vervoegen

Slide 15 - Tekstslide

De-woorden en het-woorden
  • Meestal weet je of het een de-woord of het-woord is
  • Als je het niet zeker weet kun je het opzoeken in een woordenboek of in een woordenlijst op internet

- prin*ter de; (m) -s
- on*der*zoek het; (o) - en

Slide 16 - Tekstslide

Deze, die, dit, dat
  • Voor een de-woord gebruik je deze en die
  • Voor een het-woord gebruik je dit en dat 


Slide 17 - Tekstslide

Hoofdletters
  • Aan het begin van de zin
  • Bij namen
  • NIET bij maanden, dagen en windstreken

Slide 18 - Tekstslide

Leestekens
  • Een punt bij gewone zinnen
  • Na een vraag een vraagteken
  • Extra nadruk geef je met een uitroepteken


Slide 19 - Tekstslide

Betekenis zoeken
  • Zoek de betekenis in de tekst 

  1. Tussen haakjes of tussen komma's
  2. Zoek de betekenis in de volgende zin
  3. Zoek de betekenis in de vorige zin

Slide 20 - Tekstslide

Persoonsvorm (pv)
  • Tijdproef
    Ik ga iedere dag vrolijk naar school.
    Ik ging iedere dag vrolijk naar school.
  • Vraagproef
    Ik ga iedere dag vrolijk naar school.
    Ga ik iedere dag vrolijk naar school?

Slide 21 - Tekstslide

Laatste letter: -t of -d
  • Je hoort een -t, maar soms gebruik je een -d
  • Wit of rood
  • Is het woord géén persoonsvorm?
  • Gebruik de verlengproef
  • Zet er -en, -e of -eren achter

Slide 22 - Tekstslide

Ik-vorm van een ww

  • Tegenwoordige tijd (tt) achter ik
  • Eindigt nooit op een v of z
  • Eindigt nooit op twee dezelfde medeklinkers

Slide 23 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak op Numo bij taken: 
- Oefening werkwoorden
- Oefening leestekens
- Oefening persoonsvorm
- Oefening eind d/t
- Oefening ik-vorm
Via Quizlet kun je de woordjes leren (zie Magister)
Heb je een vraag?  Steek je vinger op!


timer
5:00

Slide 24 - Tekstslide

Rustig samenwerken
Maak op Numo bij taken:
- Oefening werkwoorden
- Oefening leestekens
- Oefening persoonsvorm
- Oefening eind d/t
- Oefening ik-vorm
Via Quizlet kun je de woordjes leren (zie Magister)
Heb je een vraag? Steek je vinger op!


timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk
Datum:


Maken:


Slide 26 - Tekstslide

Toets: 29 november
Woordenschat & taalverzorging H1 en H2.
Leren:
Alle groene theorieblokken
De woorden uit de paragrafen (als er woorden tussen staan die je niet begrijpt, leer deze woorden dan)

Kijk verder je huiswerk nog een keer goed door, waar had je moeite mee? Probeer nog verder te oefenen met de extra opgaven (met sterretje) in iedere paragraaf.

Je mag een woordenboek bij de toets houden!

Slide 27 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik weet de betekenis van alle woorden uit de paragraaf.
  • Ik kan de ik-vorm van werkwoorden in de tegenwoordige tijd spellen.
  • Ik kan woorden met ei en ij goed spellen.
  • Ik weet wat ik moet leren voor de toets

Slide 28 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 29 - Tekstslide