In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Keuzedeel weerbaarheid
Hoofdstuk 1 - Weerbaarheid
Hoofdstuk 2 - Zelfkennis
Hoofdstuk 3 - Communicatieve vaardigheden
Hoofdstuk 4 - Stress en mentale vaardigheden
Hoofdstuk 5 - Fysieke weerbaarheid
Hoofdstuk 6 - Morele weerbaarheid
Slide 1 - Tekstslide
Hoofdstuk 1.1
Les 1
Persoonlijke en professionele weerbaarheid
Slide 2 - Tekstslide
Wat versta jij onder persoonlijke weerbaarheid?
Slide 3 - Open vraag
Uitleg
Kennis en vaardigheden om negatieve ervaringen te voorkomen en te verwerken, jezelf te beschermen als dit desondanks niet lukt, en om te alarmeren als de situatie uit de hand loopt.
Slide 4 - Tekstslide
Hoe kan jij je persoonlijke weerbaarheid vergroten/verbeteren?
Zelfkennis - Je moet snappen hoe je in elkaar zit. Wat zijn jou normen en waarden, wat zijn je grenzen?
Mentale vaardigheden - Je moet kunnen blijven nadenken in een lastige situatie
Verbale vaardigheden - Je moet jezelf goed kunnen verwoorden / kunnen uiten naar een ander
Fysieke vaardigheden - Je moet de drang om fysiek in te grijpen kunnen onderdrukken
Slide 6 - Tekstslide
Wat versta jij onder professionele weerbaarheid?
Slide 7 - Open vraag
Uitleg
Op de juiste wijze reageren op een spannende situatie
Verantwoordelijk omgaan met macht en hier verstandige keuzes in maken
Verantwoordelijkheid nemen voor je persoonlijke weerbaarheid en je gedrag afstemmen op het team
Tegen een stootje kunnen, gepast omgaan met geweld
Conflictsituaties geweldloos willen oplossen
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Mentale weerbaarheid
Alles wat je denkt, wat je denkt bepaalt wat je doet
Iets doen = Gedrag
Gedrag kan veranderen door de omgeving of situatie
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeld
Een jongen kan zich op school erg onzeker voelen, omdat hij niet zo goed kan leren. Diezelfde jongen kan op het voetbalveld heel zelfverzekerd zijn, omdat hij een heel goede voetballer is.
Slide 11 - Tekstslide
Wat betekent dit voor zijn weerbaarheid?
A
Op school is hij weerbaarder dan op het voetbalveld
B
Op school en op het voetbalveld is hij even weerbaar
C
Op school is hij minder weerbaar dan op het voetbalveld
Slide 12 - Quizvraag
Waarom is zijn weerbaarheid op school minder groot dan op het voetbalveld?
Slide 13 - Open vraag
Fysieke weerbaarheid
Fysiek = Je lichaam
Hoe sta je?
Wat doen je armen? Hoe staan je schouders? Wat doen je benen?
Ben je gezond? Ken je je eigen kracht?
Slide 14 - Tekstslide
Zijn handhavers bevoegd om geweld te gebruiken?
Slide 15 - Open vraag
Morele weerbaarheid
Wat is eerlijk?
Wat is belangrijk?
Geweten = Dat wat jij goed of niet goed vindt
Opkomen voor je mening en standpunten
Slide 16 - Tekstslide
In het leven zijn veel verleidingen. De één gaat de hele dag gamen, de ander gebruikt drugs, weer een ander sport erg veel. Vaak weten die mensen wel dat ze niet goed bezig zijn.
Slide 17 - Tekstslide
Is er iets wat jij wel eens doet, waarvan je weet dat het niet goed voor je is? Wat denk je dan over jezelf?